Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1967

XVI Voordracht

Na ingeleid te zijn door de voorzitter kreeg de heer Kees Fens gelegenheid tot het uitspreken van zijn in dit jaarboek opgenomen poging tot interpretatie van ‘Het Veer’ van Martinus Nijhoff. ‘Als vanzelf’ ontspon zich een flitsende discussie tussen de inleider en de heren

[p. 23]

Combecher, Sivirsky, Notermans, Van Bakel, Kazemier, Brandt Corstius en Kamphuis. De voorzitter bracht dank aan de spreker voor de manier waarop hij ons weer heeft laten lezen in het vers van een dichter, die zo'n belangrijk aandeel in het werk van onze Maatschappij heeft gehad. Dank ook voor zijn bereidheid ons uit de moeilijkheden te helpen. (De datum van deze jaarvergadering was blijkbaar bijzonder ongeschikt; ook al i.v.m. vervroegde examens en vakanties. Niet minder dan 3 leden zouden gaarne aan onze uitnodiging om op de jaarvergadering te spreken gevolg hebben gegeven als we een andere datum hadden gekozen. Typerend is ook dat er bijna 100 leden een bericht van verhindering zonden).