VII Financieel verslag
Namens de kascommissie bestaande uit de heren Cohen en Kolff leest de eerste het verslag voor, luidende als volgt:
De ondergetekenden Dr. A.E. Cohen en Mr. N. Kolff, resp. gecommitteerd bestuurslid en gecommitteerde uit de leden hebben de jaarrekening over 1964 van de Penningmeester der Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de stukken en bescheiden, waarop deze berust nagezien en door middel van steekproeven in goede orde bevonden en stellen derhalve voor de Penningmeester, onder dankzegging voor zijn werkzaamheden ten behoeve der Maatschappij, te déchargeren voor het door hem gevoerde beheer. Naar aanleiding van de na vorigen jare door de toenmalige Kascommissie gemaakte opmerkingen, moeten wij er wel de aandacht op vestigen, dat een reële verbetering in de financiële toestand gedurende dit jaar in feite niet is bereikt, daar het negatieve saldo nog geflatteerd is door de suppletie over 1963 van het Rijk, terwijl in dit boekjaar de contributieverhoging heeft plaats gevonden.
Uit de vergadering wordt de wens kenbaar gemaakt de ‘Rekening en Verantwoording’ in de beschrijvingsbrief op te nemen. De penningmeester antwoordt, dat dit alleen mogelijk is, indien men vooruitloopt op de