Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1965
(1965)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermdDe verslagen van de secretaris, van de takken en aangaande Zuid-Afrika worden vervolgens goedgekeurd. Deze verslagen luidden: | |
II Verslag van de secretarisHet aantal gewone leden bedroeg op 1 juni 1965 1018, waarvan 254 buitenlandse. Sedert de vorige jaarvergadering ontvielen ons door de dood 24 leden, terwijl 24 leden in de loop van het jaar hebben bedankt, t.w. J.V.C. Bakker-Hefting, J. van den Berg, S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel, W.J.C. Binck, J.C. Boogman, J.H. Brouwer, J.W. van der Does, Joh. Fabricius, A.E. van Giffen, C.W. Hofstee, F.W.N. Hugenholtz, W. Jappe Alberts, Th. E.C. Keuchenius, F.H. van Kinschot, C.C. Krieger, E. van Lokhorst, J. Moors, W. Pée, G.K. van het Reve, Al. G. SchotGa naar voetnoot1 H.D. de Vries Reilingh, A. Wassenbergh, B.H. Wind en D.A. Wumkes. De 29 nieuwe leden door de laatste jaarvergadering (11 juli 1964) gekozen hebben allen - op één uitzondering na, t.w. S. Minnema (Sybren Polet) - hun benoeming aanvaard. Krachtens art. 15 der Wet heeft het bestuur in het afgelopen verenigingsjaar 14 leden benoemd, t.w. de dames B. de Graaf-Boukema, S. Prins, J. van Velde, M. Veldhuyzen en de | |
[pagina 149]
| |
heren J.J.F.W. van Agt, J.C. Arens, L. Delfos, A.J.P. van Domburg, J. Hanlo, W.R.H. Koops, H.F.A. van der Lubbe O.F.M., F.J.P. Peeters, A.J. Visser en H.H. Zwager. Allen, behalve de heer Zwager, hebben deze benoeming aanvaard. Volgens het besluit van de jaarvergadering van 11 juli 1964 vonden de volgende mutaties plaats in het bestuur. De zetel van de aftredende leden Van Wessem, Hoenderdaal, Versprille en Prins werd ingenomen resp. door K.G. Boon, P. Minderaa, I.H. van Eeghen en G.J. Hoenderdaal. T.g.v. het ter elfder ure bedanken voor de candidatuur door H.S. van Lelyveld-Haasse kon in de vacature Van den Boogaard-Klaver eerst door de maandvergadering van 15 januari 1965 worden voorzien door de benoeming van J. Panhuysen. De heer Zaalberg werd door de jaarvergadering als voorzitter herkozen. De heer Minderaa bleek op de eerste bestuursvergadering in oktober 1964 bereid als vice-voorzitter op te treden. In de loop van het verenigingsjaar heeft de heer Knuvelder bedankt voor het lidmaatschap (en voorzitterschap) van de Commissie voor Schone Letteren, heeft de heer Hoenderdaal zijn plaats in de ‘Feestcommissie’ (commissie ter herdenking van het 200-jarig bestaan van de Maatschappij) afgestaan aan de heer Fr. Noske, verklaarde de heer G. Borgers zich bereid toe te treden tot de sub-commissie belast met de inrichting van de tentoonstelling en werd als vertegenwoordiger van de Maatschappij in de Van Bijlevelt-stichting de heer N. Kolff benoemd in de plaats van de heer Krieger, die op grond van zijn hoge leeftijd daarvoor heeft bedankt. In de serie Zwolse Drukken en Herdrukken (uitgegeven door de N.V. Uitgeversmaatschappij W.E.J. Tjeenk Willink te Zwolle) verschenen Dr. G.A. Steffens ‘Pieter Nieuwland en het Evenwicht’, Dr. K. Chr. J.W. de Vries ‘De Maria-klachten’, Dr. H.W. van Tricht en Harry G. Prick ‘De briefwisseling tussen Frederik van Eeden en Lodewijk van Deyssel’ en Dr. R. Pennink ‘Twee uit het latijn vertaalde middeleeuwse novellen’, in de reeks van Taal- en Letterkundige Studies: Prof. Dr. L.C. Michels ‘Filologische Opstellen’ en Prof. Dr. P. Minderaa ‘Opstellen en Voordrachten uit mijn Hoogleraarstijd’, in de reeks der ‘Klassieken’ Dr. J.J. Mak ‘Floris ende Blancefloer’ (2e dr.), Dr. C.M. Geerars ‘Minnezangen van Hubert Korneliszoon Poot’, Dr. C.J.J. van Schaik ‘Balthasar Huydecoper ‘Achilles, treurspel’, Dr. W.v.d. Ent ‘Karel ende Elegast’, 4e dr. bezorgd d. Prof. Dr. E. Rombauts, Dr. G.W. Huygens ‘H. Tollens Czn. ‘De overwintering der Hollanders op Nova Zem- | |
[pagina 150]
| |
bla, enz.’, Dr. W. Drop ‘Adriaan van der Hoop Jr.: De Renegaat’. De maandelijkse vergaderingen werden, met uitzondering van die in november (in Café-Restaurant ‘Zomerzorg’) en december (in de gewelfkamer van het Academiegebouw) alle in het Snouck Hurgronjehuis gehouden, waar dank zij de goede zorgen van Mej. Blok tijdens de pauze (sinds januari 1965) weer koffie of thee werd geschonken. Alle vergaderingen werden door de voorzitter geleid. Het aantal bezoekers varieerde van 27 tot 10 met een gemiddelde van 18. Sprekers waren Dr. P.J.H. Vermeeren over ‘Drie gedichten na driehonderd jaar - Zelfportret van Constanter in 1664’, Prof. Dr. G. de Smet over ‘Taal en herkomst van de Trierse Floyris’, Joost N. Andriessen, die de voordracht uitsprak van wijlen vader Willem Andriessen over ‘Ontmoetingen tussen letteren en muziek’ (met muzikale illustratie door Gérard van Blerk), Prof. Dr. A.A. Keersmaekers over ‘Hooft en Ida Queekels in 1603-1604’. Drs. G. Borgers over ‘Het proza van Paul van Ostaijen’, Mevr. Dr. Jo Daan over ‘Van velerlei vergeet me niet’ (met lichtbeelden), K. Fens over ‘Iets over literaire kritiek’ en Mr. H. van der Linden over ‘De openlegging van de Hollands-Utrechtse laagvlakte gedurende de Middeleeuwen en de vorming van het Graafschap Holland’. De zorgen van het bestuur betroffen in het afgelopen verenigingsjaar vóór alles de herdenking van het tweede eeuwfeest en de financiële positie. Dat de laatste hachelijk is, als men bijvoorbeeld weet, dat het bestuur voor 1966 op een begroting van in totaal ƒ 44910.- een post van circa ƒ30000.- voor de bibliotheek wenst opgenomen te zien, terwijl wij tot dusver aan een plafond van ƒ 15000.- rijkssubsidie gebonden waren, behoeft geen betoog. Mede in verband met de onrustbarende prijsstijgingen (drukkosten, porti, enz.) blijft de financiële positie (ondanks de contributieverhoging) het grote zorgenkind van de Maatschappij. In verband daarmee ziet het bestuur zich helaas genoodzaakt aan de Jaarvergadering ontheffing te vragen van art. 60, 3 der Wet. Daarbij komt de herdenking van het tweede eeuwfeest, waarvan het programma nu wel ongeveer is bepaald, maar waarvan de financiering - met alle erkentelijkheid jegens het Prins Bernhard-fonds, dat ons een bedrag van ƒ 6500.- ter beschikking heeft gesteld - nog verre van eenvoudig bleek te zijn. Het bestuur is de leden van de zog. ‘Feestcommissie’ en de subcommissies dankbaar voor hun activiteiten, inz. ook de bibliothecaris voor de verleende gastvrijheid zowel voor de vergaderingen van het bestuur als voor die van genoemde commissies. | |
[pagina 151]
| |
In de boezem van het bestuur ontstond een ernstig meningsverschil over de interpretatie van art. 70 der Wet (art. V van het Contract met Curatoren). Het bestuur benoemde ter beslechting van het geschil een commissie van drie, t.w. als bibliotheek-deskundige Prof. Dr. L. Brummel, als neerlandicus Prof. Dr. W.J.H. Caron en als jurist Prof. Mr. G.E. Langemeyer. Het bestuur is dit driemanschap ten zeerste erkentelijk voor zijn bereidheid zitting te nemen in bedoelde commissie. De traditie getrouw was de Maatschappij ook in het afgelopen jaar bij diverse festiviteiten en gelegenheden vertegenwoordigd, zo o.a. door de vice-voorzitter op de plenaire zitting van de Raad van de Kunst op 31 oktober 1964, de heer Meertens en de secretaris bij de viering van het 60-jarig bestaan van de Vereniging van Letterkundigen, de vice-voorzitter bij de uitreiking van de M. Nijhoff-prijs voor vertalingen 1965. Zowel de voorzitter als de secretaris waren helaas door ziekte verhinderd de uitreiking van de H. Roland-Holst-prijs 1964 aan Prof. Rümke bij te wonen; slechts telegrafisch kon het bestuur zijn gelukwensen aanbieden. Zo moest het bestuur ook verstek laten gaan bij de uitreiking van de prijzen van de Jan Campert-stichting op 21 december 1964, doordat laatstgenoemde datum juist samenviel met die van een bestuursvergadering. Voorz. noch secr. konden door verschuiving van de aanvankelijk bepaalde datum van 21 mei tot 24 mei aanwezig zijn bij de uitreiking van de P.C. Hooft-prijs aan Leo Vroman. De heer Meertens heeft de Maatschappij vertegenwoordigd bij onderscheiden gelegenheden, o.a. bij de uitreiking van de Culturele Prijs Limburg op 14 mei aan Dr. W. Roukens. Het contact met de Noordelijke en Zuidoostelijke afdeling was dit jaar zeer intens door de regelmatige aanwezigheid op de bestuursvergaderingen van de vertegenwoordigers der takken, t.w. de heer Gerritsen (secr. van de N.tak) en de heren Wijngaards (voorz.) en Van Bakel (secr. van de Z.O. tak). Beschamend was ook de activiteit van onze vertegenwoordiger in Zuid-Afrika, de heer Ploeger, die zelfs op zijn ziekbed niet naliet ons van alle zaken, de Z.A. leden betreffende, op de hoogte te houden. Aan zijn adres past een woord van welgemeende dank. Het nieuwe bestuur, waarvan (door het bedanken van de heer Boon) tenminste vier nieuwe leden deel zullen uitmaken, zal de vraag onder ogen dienen te zien, hoe traditie en vernieuwing met elkaar te verzoenen. Ik zou hier willen herhalen, wat ik in de laatste alinea van mijn vorig verslag heb geschreven. Bij de viering van het tweede eeuwfeest zal het uiteraard ten nauwste betrokken zijn. Daarbij komt de sanering van de | |
[pagina 152]
| |
financiën. Maar wellicht zullen de min of meer spectaculaire manifestaties bij gelegenheid van het tweede eeuwfeest de aandacht zowel van de Overheid als van het in onze cultuur belangstellende publiek trekken voor wat in verleden en heden de Maatschappij heeft gedaan en nog doet ter ‘bevordering der studie van de Nederlandse taal- en letterkunde, geschied- en oudheidkunde en van de beoefening der schone letteren’, zoals ons doel in art. 1 der Wet wordt beschreven. De Maatschappij hoopt, dat zij ter bevordering van deze doelstelling in toenemende mate de steun van de Overheid zal genieten. |
|