letter geschreven hebben, doch alleen voor cultuurspreiding werken. Candidaten kunnen niet geweigerd worden, waardoor echter de onderscheiding, die een benoeming tot lid moet zijn, is komen te vervallen. De heer Van Vriesland richt daarom tot zijn medebestuursleden het verzoek, dergelijke candidaturen in ernstige overweging te nemen en vooral ook de houding van de candidaten in de bezettingsjaren ernstig na te gaan. De voorzitter antwoordt, dat het bestuur niet kan ingrijpen, aangezien het de zaak der leden is, door stemming uit te maken of candidaten geschikt zijn voor het lidmaatschap der Maatschappij. Wel houdt het bestuur zich het recht voor evidente gevallen, vallend buiten artikel 1 der Wet, niet op de candidatenlijst te plaatsen, echter niet zonder vooraf contact met de voorsteller gezocht te hebben. De voorzitter wijst er vervolgens op, dat bijna alle jonge schrijvers lid zijn en mochten er zich omissies voordoen, dan kunnen aanstonds voorstellen gedaan worden. Het bestuur zal overigens nauwgezet rekening houden met hetgeen de heer Van Vriesland te berde heeft gebracht. Mej. A. Schot stelt voor de Vergadering door stemming uitspraak te laten doen over het recht van het bestuur om bij candidaatstellingen in te grijpen, om m.a.w. het bestuur een machtiging te geven een sluis op te richten. De heer Meyers verwijst naar soortgelijke discussies op maandvergaderingen, waarbij de leden zich reeds duidelijk hebben uitgesproken. De heer Bakhuizen v.d. Brink meent, dat het hier over een interpretatie van de Wet gaat; er blijken toch wel verschillende opvattingen daarover te bestaan. Zeker wil de Maatschappij jonge schrijvers in haar midden hebben, maar bij voordrachten moeten alle takken tot haar recht komen. Bovendien, wie kan in één woord zeggen, was ‘letterkunde’ inhoudt; door de voorgestelde motie komt het bestuur in moeilijkheden. Bij bepaalde groepen zal ontevredenheid ontstaan. Ieder kan candidaten stellen, waardoor variëteit is gewaarborgd; moeilijkheden scheppen is dus onnodig. De voorzitter zegt niet het recht te hebben een motie te weigeren. De heer Verdoes wijst er nog op, dat het recht van de leden bij candidaatstellingen ongelimiteerd is en raadt het bestuur aan een beroep op de leden te doen zich te beperken. Na dit woord en wederwoord trekt Mej. Schot haar motie in.
Niets meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter om ongeveer 5 uur de Vergadering. Tal van leden maken daarop nog gebruik van de invitatie tot een gezellig samenzijn in de tuin van het Café-Restaurant ‘Het Gulden Vlies’, dat met een gezamenlijke maaltijd wordt besloten.