| |
[II.] Verslag van de secretaris
II. Op de vorige Jaarvergadering is er reeds op gewezen, dat het arbeidsveld der Maatschappij in de jaren na de oorlog aanmerkelijk is uitgebreid. Ook in het afgelopen jaar is gebleken, dat de rol die zij in het culturele leven van het gehele Nederlandse taalgebied vervult, daardoor veel groter is geworden. In het kader van de samenwerking met de Nederlandse Federatie van Beroepsverenigingen van Kunstenaars, het P.E.N.-Centrum voor Nederland, de Vereniging van Letterkundigen en de Vereniging Noord en Zuid heeft de Maatschappij vaak het initiatief genomen tot of is zij betrokken in aangelegenheden, die in het algemeen de Nederlandse beschaving betreffen, waaronder de vertaling van Nederlandse letterkundige werken, met name in de talen der Angelsaksische landen, de culturele representatie in het buitenland en de positie van de Nederlandse taal in Indonesië in het bijzonder de aandacht vroegen. Doch ook de zorg voor de zaken van de Maatschappij als zodanig eiste van het bestuur grote activiteit, zodat zijn voorstel op de Jaarvergadering van Juni 1949 om het aantal bestuursleden op elf te bepalen, in alle opzichten aan de verwachtingen heeft voldaan. Vooral toen het zich in December '49 de zo veelzijdige steun van de heer Van Vriesland zag ontvallen, die wegens ernstige ongesteldheid voor lange tijd in het ziekenhuis moest worden opgenomen, en toen in het voorjaar '50 de voorzitter voor bijna twee maanden naar het buitenland vertrok, openbaarden zich de voordelen van een meer efficiënte werkverdeling, die met de oprichting van een uitgebreider dagelijks bestuur, waarin behalve de voorzitter, secretaris en penningmeester de heer Duyvendak als vice-voorzitter en de heer Lieftinck zitting namen, reeds aanstonds op een alleszins bevredigende wijze bleek te zijn ingezet.
| |
| |
Dat desniettemin de plaatsen aan de bestuurstafel niet onopgemerkt onbezet kunnen blijven, werd eerst duidelijk, toen de heer Van Vriesland, nauwelijks hersteld, op de vergadering van 27 Maart met hernieuwd enthousiasme in menige hangende zaak het bestuur op zijn onnavolgbaar pittige wijze van advies wist te dienen en toen de voorzitter, na een geslaagde zakenreis, de scepter weer in handen nam om de leiding op zich te nemen over de laatste ronde van zijn driejarig presidium, waarin niet alleen vele van zijn plannen en suggesties tot een definitief einde en een bevredigende oplossing moesten worden gebracht, doch waarin tevens zijn nimmer afnemend initiatief tot steeds nieuwe activiteit prikkelde. Wanneer de heer Idenburg deze middag, aan het einde van de vergadering, de voorzittershamer aan een ander zal hebben overgegeven, dan is daarmede symbolisch een vruchtbare periode in de geschiedenis van de Maatschappij afgesloten, die het stempel draagt van een persoonlijkheid, die met onvermoeide kracht en warme genegenheid haar belangen in ruim cultureel verband heeft behartigd. Het feit dat de financiële positie van de Maatschappij hem daarbij in steeds toenemende mate zorgen baarde, heeft hem niet in zijn overtuiging geschokt, dat de eenmaal door hem ingeslagen weg de juiste was voor een toekomst van de Maatschappij met een meer dan traditioneel bestaansrecht, doch hij heeft tevens de op de vorige Jaarvergadering aangekondigde en uitvoerig bediscussieerde bezuininingscampagne met kracht ingezet en alles in het werk gesteld om die financiële steun te verkrijgen, die de Maatschappij als oud cultureel lichaam, dat zijn bijzondere plaats in het letter-, taal- en geschiedkundig leven van Nederland heeft weten te handhaven, toekomt. Dat een subsidie-aanvrage voor de Bibliotheek bij het Departement is afgewezen heeft grote teleurstelling gewekt, doch een nieuw, thans meer in algemene zin gemotiveerd verzoek om financiële steun van de regering is wederom in zee. Van de reeds getroffen bezuinigingsmaatregelen is daarbij melding gemaakt: de uitgaven zijn tot een minimum beperkt, representatie- en reiskosten zijn o.a. meer dan gehalveerd, al hebben zich in het contact met de Afdelingen de nadelige gevolgen daarvan reeds doen gevoelen, en wat het besluit betreft om het jaarboek tweejaarlijks te laten verschijnen en daarin bovendien de verslagen van de vergaderingen en de commissiën aanzienlijk te bekorten, kan het bestuur de leden alleen tot troost mededelen, dat het deze maatregel als een noodzakelijke, doch tijdelijke heeft genomen. Een voorstel tot verhoging van de contributie heeft het niet willen bepleiten, gezien
| |
| |
de financiële draagkracht van het merendeel der leden, doch op vrijwillige bijdragen boven het door de Wet vastgestelde maximum van ƒ 10,- zal de penningmeester zeker een beroep willen doen. Op advies van enkele personen, tot wie het bestuur zich gericht heeft met het verzoek om in een financiële commissie zitting te nemen, is de instelling van zulk een lichaam uitgesteld, totdat antwoord op de subsidie-aanvrage is ontvangen. Het Verslag van de Commissie belast met het onderzoek van de Rekening en Verantwoording van de Penningmeester zal U duidelijk maken, dat het globaal omschreven financiële beheer niet zonder succes is gebleven.
Al is het contact met de Afdelingen, ook al om financiële redenen, in hoofdzaak een papieren geweest, enkele bezoeken van de heren De Buck en Michels aan de bestuursvergaderingen uitgezonderd, toch heeft het in het Noorden en Zuid-Oosten van het land niet aan activiteit ontbroken. Het bestuur heeft steeds met vreugde de aankondigingen van bijeenkomsten der Afdelingen ontvangen, waaruit zo overduidelijk bleek, dat zij in een onmiskenbare behoefte voorzien. Een woord van warme waardering voor Mej. C.W. Roldanus, die in de Jaarvergadering van de Afdeling voor de Noordelijke Provinciën op 1 April j.l. volgens rooster als secretaresse is afgetreden, is hier zeker op zijn plaats, immers aan haar ijver en jeugdig enthousiasme is het voor een belangrijk deel te danken, dat er, zoals zij het zelf al te bescheiden in haar verslag uitdrukt, ‘voor het derde jaar der Afdeling met enige voldoening van bestendiging kan worden gesproken’. Duidelijker spreekt wellicht in dit verband de volgende zinsnede uit een particulier schrijven aan de secretaris: ‘Ik geloof, dat wij weleens als alle ‘jeugdigen’ ongeduldig wilden voortstormen en de barrières van het ‘oude’ Leiden hinderlijk vonden; ik hoop dat U ons dat ten goede gehouden hebt, uit geestdrift voor de goede zaak, en meen dit inderdaad te hebben opgemerkt’. Het bestuur wil hier alleen de hoop uitspreken, dat Mevr. M. Hartgerink, de nieuwe secretaresse, van diezelfde geestdrift bezield zal zijn bij het vervullen van haar zeker niet eenvoudige taak. Mutatis mutandis geldt dit ook voor mej. I. Meyer, die de heer Win. Roukens als secretaresse is opgevolgd. Met de afgetredene heeft het bestuur van de oprichting van de Afdeling voor de Zuid-Oostelijke Provinciën af in regelmatig contact gestaan en hem eveneens als een waardevolle medewerker leren kennen en het prijst zich dan ook gelukkig, dat de heer Roukens, na een operatie, weer in zoverre hersteld is, dat hij hier het verslag van
| |
| |
zijn Afdeling kan voorlezen. Minder positief moet helaas de mededeling over de samenwerking met de Afdeling België klinken: zij heeft inderdaad geleden onder het gebrek aan persoonlijk contact. Ook de lange afwezigheid van de secretaris, de heer Peé, heeft de activiteit der Afdeling grotendeels lamgelegd, zodat van een verslag gevoegelijk kan worden afgezien. Het zal onder meer de taak van de nieuwe voorzitter zijn om het werk, door zijn voorgangers, de heren Byvanck en Idenburg, met zoveel enthousiasme samen met de heer Teirlinck opgebouwd, voort te zetten, zonodig op een enigszins verstevigde of gewijzigde basis, doch in belang van het contact tussen Noord en Zuid.
De maandelijkse vergaderingen van het afgelopen verenigingsjaar zijn gehouden op de Zaterdagmiddagen van 8 October, 26 November, 10 December 1949 en van 14 Januari, 11 Februari, 18 Maart, 22 April en 20 Mei 1950, welke laatste vergadering tevens was belegd voor de vaststelling van de beschrijvingsbrief en de candidatenlijst. Op deze bijeenkomsten hielden lezingen of voordrachten:
1) Mej. Mr E.C.M. Prins over: Zegels.
2) Prof. Dr W.J.M.A. Asselbergs over: Guido Gezelle, en Prof. Dr H. van de Waal over: Opmerkingen van een Noord-Nederlander bij het lezen van Gezelle.
3) Dr P. Schilfgaarde over: Wat is kunst?
4) Dr M. Muusses over: Landwinning: De Kunst van het Vertalen.
5) Hr K. ter Laan over: De Boer in de Groninger Letteren.
6) Dr W.H. Staverman over: Het Detectiveverhaal.
7) Prof. Dr P.H.G. van Gilse over: Enkele Opmerkingen over het Ontstaan van Spraak. (No. 5 der Verhandelingen, zie blz. 39).
8) Prof. Dr H.W.J. Kroes over: Karel ende Elegast en de Sprookjes.
Bij de lezingen van Mej. Prins en Prof. van Gilse werden lichtbeelden, bij de laatste bovendien een geluidsfilm vertoond; de bijeenkomst op 26 November droeg het karakter van een herdenking naar aanleiding van de vijftigjarige sterfdag van Guido Gezelle. Op de vergaderingen waren gemiddeld 34 leden tegenwoordig; het kleinste aantal bedroeg 26, het grootste 52. De verslagen van genoemde lezingen zullen, om redenen van bezuiniging, niet meer in een bijlage van het Jaarboek worden afgedrukt, doch beknopt in de notulen worden verwerkt. Aan alle sprekers betuigt het bestuur dank voor hun gewaardeerde medewerking.
Op 21 Juni 1949 werd de Jaarlijkse Vergadering gehouden in het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden, waarvan een volledig verslag is
| |
| |
opgenomen in het Jaarboek 1948-'49, dat samen met dat over het verenigingsjaar 1947-'48 in één deel zal verschijnen, overeenkomstig het reeds eerder vermelde bestuursbesluit. De schrijvers van de levensberichten hebben de copie ter correctie ontvangen, evenals de sprekers de verslagen van hun voordrachten, zodat de leden het lang verbeide boek binnen een maand in hun bezit zullen hebben, waarmee tevens aan een hinderlijke achterstand een eind gemaakt zal zijn. Op een inlegvel zullen de namen en adressen van de in 1950 gekozen leden afgedrukt worden ter aanvulling van de nieuwe ledenlijst, met welker uitgave het bestuur niet heeft willen wachten tot na de Jaarvergadering. Regelmatig verlaten de diploma's het bureau van de secretaris; vele der in 1948 benoemde leden zullen reeds een exemplaar ontvangen hebben, waarna die van het jaar 1945 aan de beurt komen. Tot zijn genoegen heeft de secretaris vernomen, dat leden reeds een plaatsje aan de muur voor dit belangrijke document hebben vrijgemaakt, maar meer nog zal het hem een rust zijn, wanneer hij zijn kamer ontlast zal zien van alle rollen, die bij karrevrachten bij hem zijn binnengekomen.
De Maatschappij verloor door de dood verscheidene van haar leden; hun aandeel in het werk van de Maatschappij zal in dankbare herinnering voortleven.
Overeenkomstig de wens van de vorige Jaarvergadering heeft het bestuur zich beraden over de toekenning van de prijs voor Meesterschap voor de periode 1944/49 en aan de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde verzocht een voordracht in te dienen. Wat de toekenning van de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs voor de periode 1949/'50 betreft, is er in het bijzonder naar gestreefd, het element van aanmoediging tot zijn recht te laten komen. Langdurig en moeizaam zijn de onderhandelingen geweest, die het bestuur met de directie van Elsevier heeft gevoerd over de voortzetting van de Bibliotheek der Nederlandse Letteren. Een voorstel tot grondige reorganisatie van de opzet, gebaseerd op de overtuiging, dat de bibliotheek met haar delen à ƒ 7,90, wanneer zij in een halfleren band zijn uitgevoerd, een luxe-uitgave is geworden, die haar doel volledig voorbijschiet, heeft een dusdanige vertroebeling in de samenwerking tussen de Maatschappij en Elsevier teweeggebracht, dat het bestuur besloten heeft van een voortzetting, na de voltooiing van de eerste serie van 24 delen, af te zien. Er zullen dus nog zes delen onder auspiciën van de Maatschappij verschijnen, waarvan er in 1950 nog een paar worden uitgegeven. Ook de serie Schrijvers van Heden
| |
| |
zal nog dit jaar met nieuwe deeltjes worden uitgebreid, al moet het tempo van verschijning aanzienlijk verlaagd worden. Hetzelfde geldt voor de serie Nederlanders van de Negentiende Eeuw, biografieën onder auspiciën van de Maatschappij, waarvan het deel over Busken Huer door Prof. De Vooys met veel waardering is ontvangen. In afwijking van de vroegere gang van zaken zullen voortaan op de Jaarvergaderingen de verslagen van de Commissiën niet meer in extenso voorgelezen worden om aan de wens van de leden, het zakelijke gedeelte zo veel mogelijk te bekorten, tegemoet te komen. De secretaris zal een kort overzicht geven, dat wellicht niet volledig recht doet wedervaren aan de intensiteit en de animo, waarmee in sommige der Commissiën gewerkt werd, doch desgewenst kunnen de leden inzage in de volledige verslagen krijgen.
Vele plannen zijn door het bestuur gesmeed om aan de Jaarlijkse Vergadering van 1950, tevens herdenking van de verlening van het Octrooi der H.H. Staten van Holland en West-Friesland op 28 Mei 1775, een enigszins feestelijk karakter te verlenen. De sonnetten-prijskamp, die als vrucht van deze levendige activiteit dichtlievend Nederland in rep en roer heeft gebracht, werd op 6 Februari te elf ure in de Turk, na een ingespannen bestuursvergadering, geboren in het brein van vier bestuursleden. De secretaris ontving daags daarna de opdracht tot uitwerking in een vorm, die zijn enthousiasme wel aanstonds moest wekken. Het bestuur, zo luidde de laatste bepaling, behoudt zich ditmaal zelf de beoordeling voor en brengt deze bevoegdheid niet over aan de Commissie voor Schone Letteren en als glossa: ‘Het feestelijk karakter van de prijskamp wordt hierdoor zeer bevorderd wellicht. Stel je voor hoe grappig het zal zijn om een overeenstemming te zoeken en te vinden onder twaalf mannen, vogels van diverse pluimage! Wat een vreugde als de prijs toevalt aan een gans onbekende, die de speelse luim van een feestvierend bestuurscollege heeft weten te kittelen!’ Die speelse luim is tenslotte in bittere ernst verkeerd, toen de sonnetten bij honderdtallen bij het secretariaat binnenkwamen. De medewerker aan een onzer litteraire bladen, die enkele sonnetten bij de redactie inzond met de mededeling, dat hij als gevolg van de sonnetten-depressie in Nederland buiten Leiden, een kans hoopte te maken zijn verzen geplaatst te krijgen, bleek een juist inzicht in de situatie te hebben gehad. Helaas heeft niet het gehele bestuur aan de beoordeling kunnen medewerken - zo was het de heren De Buck en Van Vriesland onmogelijk om aan de zittingen,
| |
| |
die tot kort voor de Jaarvergadering hebben voortgeduurd, deel te nemen -, doch tussen de resterende vogels van diverse pluimage is overeenstemming bereikt, zo al niet op grappige dan toch op feestelijke wijze. Want zij hebben samen de schoonheid in velerlei vorm kunnen beleven en na een jaar, dat hun ook veel zorgen heeft gebaard, de vreugde kunnen smaken, elkaar in die schoonheid het zuiverst te verstaan.
|
|