Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1939
(1939)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[III.] Verslag van den bibliothecarisIII. De bibliothecaris leest vervolgens zijn verslag omtrent de Bibliotheek voor: Bestaat de taak van den bibliothecaris bij het uitbrengen van zijn verslag gewoonlijk in het vermelden van de aanwinsten der Bibliotheek, ditmaal wensch ik te beginnen met de vermelding van een verlies, doch ik voeg er onmiddellijk bij: een verlies, dat door een aanwinst goedgemaakt is. In 1836 is onze Bibliotheek verrijkt met ‘een band met diverse liedekens’, afkomstig uit de verzameling van Jacobus Scheltema. In den gedrukten Catalogus van 1847 wordt deze zgn. Verzameling Scheltema beschreven als ‘eene verzameling van 4 à 500 deels volks-, deels straatliedjens (doorgaans zonder plaats of jaar van druk, doch uit geheel de | |
[pagina 143]
| |
loop der XVIIIde eeuw, omstreeks van 1650-1750 gedrukt)’. In den Catalogus van 1884 wordt dan nauwkeuriger vermeld, dat de verzameling op 172 vellen gedrukt is, hoogst waarschijnlijk dateerende uit de laatste helft der 17de en de eerste helft der 18de eeuwGa naar voetnoot1. In 1856 heeft Hoffmann von Fallersleben in den 2den druk van het 2de deel der Horae Belgicae: Niederländische Volkslieder, den bundel vermeld en er liederen uit overgenomen. Een uitvoerige beschrijving gaf Kalff in zijn proefschrift: Het lied in de middeleeuwenGa naar voetnoot2, waarvoor wij hem wel zeer dankbaar moeten zijn, daar na hem niemand meer van dezen bundel gebruik heeft kunnen maken. Toen Van Duyse zijn werk over Het Oude Nederlandsche lied samenstelde en ook onzen bundel wilde raadplegen, bleek deze onvindbaar (ca. 1900). De feiten die ik hier vermeld, zijn mij eerst in Augustus 1938 bekend geworden uit een artikel van den heer Dr E.F. Kossmann in het tijdschrift Het Boek, getiteld: De liedjesdrukken van Klein JanGa naar voetnoot3. De man die in het begin der 18de eeuw te Amsterdam deze liedjes, op losse vellen gedrukt, aan den man bracht, stond aldus bekend en noemde zichzelf ook aldus; zijn eigennaam was Pieter de Vos. Blijkbaar heeft geen mijner voorgangers het noodig gevonden de vermissing van dit uiterst zeldzame werk, waarvan tot voor kort geen tweede exemplaar bekend was, te vermelden. In het reeds genoemde artikel van den heer Kossmann komt een tweede interessante mededeeling voor, en wel deze, dat ongeveer 40 jaar na het verdwijnen van de verzameling Scheltema een soortgelijke bundel aan den Hollandschen bibliophilen-hemel verschenen is. Immers de firma M. Nijhoff had onlangs de hand gelegd op een bundel volks- en straatliederen, die naar vorm en inboud geheel overeenstemt met wat van Scheltema's verzameling bekend is. Telde deze 1341 bladzijden op 172 vellen, hier zijn 900 bladzijden op 116 vellen bijeengebonden en wat merkwaardig is, de volgorde waarin de vellen in beide bundels voorkomen, is, voor zoover dit nog nagegaan kan worden, dezelfde, wat bij twee uit losse vellen bestaande verzamelbundels wel opvallend is. De beschrijving van dezen bundel in het artikel van Kossmann is uiterst nauwkeurig, met opzet, zooals de auteur schrijft, om het herwonnen bezit zoo veilig mogelijk te stellen. Hier sprak de heer Kossmann in zeker opzicht een profetisch woord, want de bundel is inderdaad voor onze Bibliotheek een herwonnen bezit geworden. Toen de firma Nijhoff dit zoo zeldzame boek te koop aanbood en ik den waarnemenden Bibliothecaris der Universiteits- | |
[pagina 144]
| |
bibliotheek op de mogelijkheid wees, daardoor het door ons geleden verlies te vergoeden, heeft deze Klein Jans liederenbundel doen aankoopen en mij dien voor de Bibliotheek der Maatschappij ter hand gesteld. Ik meen dat wij hem hiervoor grooten dank verschuldigd zijn en ons moeten verheugen, dat dit werk niet alleen voor ons land bewaard is gebleven - het gevaar was immers groot, dat het naar Amerika zou verhuizen - maar dat hiermede het door ons geleden verlies voor een aanzienlijk deel is vergoed. Van Mevrouw H.A.C. Beets-Damsté ontvingen wij ter aanvulliug van de door ons betreurd eerelid Dr A. Beets aan de Bibliotheek gelegateerde en in het vorig jaarverslag reeds vermelde aanwinsten, nog een tweetal doozen met allerlei aanteekeningen en curiosa, die op de Camera Obscura betrekking hebben, zoomede verschillende boekjes en papieren afkomstig van Nicolaas Beets, waarvoor ik haar gaarne hier nogmaals dank betuig. Uit de ten vorigen jare reeds vermelde schenking van Mej. Aleida Nijland werden nog in de Bibliotheek opgenomen een handschrift van Catharina van Rennes, nl. Guido Gezelle's Zielepijn, op muziek gezet. De eveneens reeds vermelde verzameling brieven aan Frederik Muller, ons door ons eerelid Dr J.W. Muller geschonken, werd dit jaar geïnventariseerd; een nauwkeurige opsomming der adressanten vindt men in de Lijst der aanwinsten vermeld en geeft een denkbeeld van de beteekenis dezer collectie. Sir Herbert J.C. Grierson toonde op zeer bijzondere wijze het hem aangeboden lidmaatschap onzer Maatschappij te willen aanvaarden, door toezending van zijn vertaling van een gedicht van P.C. Boutens: The Christ-child, op fraaie wijze gedrukt en geïllustreerd. Dr G.I. Lieftinck gaf eveneens blijk van waardeering van het lidmaatschap door aan de Bibliotheek toe te vertrouwen het door zijn grootvader, den dichter Soera Rana (I. Esser), voor den druk gereed gemaakte exemplaar zijner gedichten, zoomede van diens vertaling van Tennysons Idyllen van den Koning, eveneens voorzien van eigenhandige verbeteringen en van een register. Van den dichter Jan H. de Groot ontvingen wij enkele zijner gedichten in bibliophile uitgaven, een navolgingswaardig voorbeeld; ons medelid B. van den Sigtenhorst Meijer stond een exemplaar af van zijn muzikale begeleiding bij Vier geestelijke liederen van Jan Luyken; de heer H.E. Knappert een exemplaar van de autobiografie van J.W. te Water, een reeks van jaren voorzitter der Maatschappij, merkwaardig om den | |
[pagina 145]
| |
daarbij gevoegden brief van diens broeder W. te Water, gericht aan H.W. Tijdeman; van wijlen den heer W.M.C. Regt ontving de Bibliotheek reeds eerder de Gedichten van den merkwaardigen Waddingsveenschen turfschipper W. Kraan, vermeerderd met eenige niet te voren gedrukte gedichten in handschrift en nog andere stukken. De Openb. Leeszalen en Bibliotheken te Delft, Dordrecht, 's-Gravenhage en Leiden hebben reeds bij verschillende gelegenheden boeken, die door geringe actualiteit voor die instellingen van minder belang waren, maar juist om andere redenen voor onze Bibliotheek een zekere waarde hadden, zooals eerste drukken van bekende letterkundige werden uit een vroeger tijdperk, afgestaan. Ik stel deze relaties op hoogen prijs. Van den nieuwen Bibliothecaris der Rijksuniversiteitsbibliotheek, Dr T.P. Sevensma, mocht ik dadelijk groote belangstelling voor de Bibliotheek der Maatschappij ondervinden, wat een goede samenwerking tusschen beide instellingen zeer ten goede zal komen. Aan de Curatoren der Rijksuniversiteit richtte het Bestuur een brief om hun aandacht te vestigen, zoowel op het groote gebrek aan plaatsruimte in het ter beschikking der Maatschappij staande deel der Universiteitsbibliotheek als op het gebrekkige der inrichting, inzonderheid wat brandgevaar en aanvallen van vliegtuigen betreft. Het aantal boekwerken, waarmede de bibliotheek werd vermeerderd, bedraagt 513, waarbij 68 van uitgevers ten geschenke ontvangen werden; de van deze zijde ondervonden belangstelling stellen wij als immer zeer op prijs. Verder werd de verzameling overdrukken uitgebreid met 106 exemplaren; van circa 330 tijdschriften en vervolgwerken werden deels door ruil, deels door abonnement of aankoop afleveringen en deelen ontvangen (zie bijlage I, blz 157). Ik besluit dit verslag met een woord van hartelijken dank aan de vele genoemde en ongenoemde gevers van boeken, zonder wier zeer gewaardeerden steun de Bibliotheek het moeilijk zou kunnen stellen. |