Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1936
(1936)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVerslag van den secretarisDe belangrijkste lotgevallen der Maatschappij in het verleden jaar, ze hangen ten nauwste samen met zekere oneenigheden, waarvan gemeend wordt, dat het maar het beste is om vredeswille te zwijgen. De geschiedenis der Maatschappij in het afgeloopen jaar wordt ditmaal dan vooràl... gezwegen. In het archief is die geschiedenis compleet te vinden; hier fluisteren we enkel van een onweer, dat opstak ter vorige jaarvergadering, en dat aanhield; en van een bestuurscirculaire van 9 Juli 1935, waarbij het bestuur zijn mandaat ter beschikking stelde van de leden. Die leden, opgeroepen tegen 21 September, om in een buitengewone maandvergadering een nieuw bestuur te kiezen, namen bij die gelegenheid moties aan, die uitwerkten, dat het bestuur bleef, en dat er een commissie werd benoemd, om een wetsherziening voor te bereiden. De voorstellen dier commissie met een prae-advies van het bestuur werden behandeld in een buitengewone jaarvergadering van 2 Mei 1936. De Wet werd dan gewijzigd. Het karakter van de wijzigingen en de perspectieven daardoor geopend, onze Voorzitter heeft ze U zoo even geschetst. Van de ontvangen opdracht om den tekst hier en daar nog wat bij te werken heeft het bestuur zich gekweten. Maar, alvorens de Wet, zooals zij thans is gewijzigd, te drukken, leek het gewenscht, dat door Uwe vergadering nog eenige voorzieningen werden getroffen tegen booze mogelijkheden, die de Maatschappij anders - in theorie althans - zouden blijven bedreigen; deze namelijk: dat een kwaadwillende maandvergadering onverhoeds een wettig besluit nam tot ontbinding van onze Maatschappij; en voorts, dat een overmild bestuur de roerende goederen ging vervreemden, door ze weg te schenken. Straks, bij punt X van den beschrijvingsbrief, zal U gelegenheid worden geboden, leven en goed der Maatschappij tegen zulke kwaden afdoende te verzekeren. Ter eerste gewone maandelijksche vergadering in October 1935 verscheen het bestuur in een tot 6 leden geslonken sterkte. De vergadering | |
[pagina 170]
| |
trof de noodige voorloopige voorzieningen: Zij wees Dr N. Japikse aan, ter voorloopige vervulling der vacature-Bothenius Brouwer, daar Dr H.A. Enno van Gelder, die door de jaarvergadering in zijn plaats benoemd was, den zetel had geweigerd. Dr J. de Vries, die was uitgetreden, werd vervangen door Dr G.G. Kloeke; Mr M. Nijhoff door Mr J.C. Bloem; Dr J.J.L. Duyvendak door Mr P.J. Idenburg. Zoo telde het bestuur weer tien leden, en van hen verkoos de vergadering den heer Krom tot voorzitter. Een buitengewone maandvergadering van 21 September en een buitengewone jaarvergadering van 2 Mei werden reeds vermeld. Gewone maandvergaderingen werden gehouden op 4 October, 8 November, en 6 December 1935; en 10 Januari, 7 Februari, 6 Maart, 7 April en 8 Mei 1936. Daarin hielden voordrachten: Dr P. Fijn van Draat over Swift en zijn tijd; Dr D.C. Hesseling over Griekenland in Oegstgeest; Dr F.W.T. Hunger over Botanische incunabelen in het algemeen en het Herbarium van Pseudo-Apuleius in het bizonder; Dr J. Tielrooy over Victor Hugo als religieuze persoonlijkheid; Dr H. Terpstra over De vroegste Chineesche handel van onze voorouders; Dr H.A. Enno van Gelder's voordracht was getiteld Ratio artis perditrix; Dr L. Knappert sprak over Hollandsche herinneringen op Ceylon; Dr I.J. Brugmans over De verbreiding van de Nederlandsche taal in Nederlandsch-Indië; Victor E. van Vriesland handelde over Nieuwe stroomingen in onze Letteren; en de heer Ant. J. Lievegoed over De ontwikkeling van de krant als persoonlijkheid. Voor deze jaarvergadering heeft de heer Dr M. Sabbe uit Antwerpen ons een voordracht beloofd met titel: ‘Een en ander uit den taalstrijd in Zuid-Nederland tusschen 1815 en 1830’. Den Heer Sabbe en allen juist genoemden sprekers zij ook hier dank gebracht voor hun medewerking, waardoor de belangstelling voor onze bijeenkomsten er zeer stellig niet op achteruitging. Het jaarboek verscheen in December 1935 voor de eerste maal in gereorganiseerden staat, overeenkomstig het besluit van de jaarvergadering van 1935 en door de goede zorgen van een Jaarboek-commissie. Het is het bestuur gelukt voor den druk van volgende jaarboeken belangrijk voordeeliger voorwaarden te bedingen. Ingevolge besluit van de bestuursvergadering van 28 April wendde het bestuur zich tot de regeering met een verzoek maatregelen te treffen, opdat de plaatsing onzer boeken in het gebouw van de rijksuniversiteitsbibliotheek zal kunnen blijven geschieden naar hetgeen terzake in 1876 tusschen de regeering en de Maatschappij is overeengekomen. Door gebrek aan plaatsruimte wordt het steeds moeilijker en welhaast onmogelijk, om de boeken van de Maatschappij in één loca- | |
[pagina 171]
| |
liteit bij elkaar te houden, als was overeengekomen dat zou geschieden. Met eerbied en dankbaarheid zij gewag gemaakt van de legateering door wijlen ons medelid A. Bonger aan onze Maatschappij, ter versterking van het Vaste Fonds, van een som van ƒ 2500, en door wijlen Mr C. Bake van een bedrag groot ƒ 500. Het bestuur maakte van zijn benoemingsrecht gebruik om als gewone leden voor de Maatschappij te winnen Jhr Mr R. Feith te 's-Gravenhage en Jhr Mr Dr A.B.G.M. van Rijckevorsel te 's-Hertogenbosch; en als buitengewone leden mevr. L.B. van der Hoogt-Marks te New York en Mrs H.M. Allen en Professor G.H. Clark, beiden te Oxford. Op dit jaareinde telt onze Maatschappij: 1 eerelid 645 gewone en 77 buitengewone leden. ongerekend de nieuw benoemde 25 gewone en 2 buitengewone leden, wier namen U zoo dadelijk zullen worden medegedeeld. | |
Verslagen van de vergaderingen op 21 september 1935 en 2 mei 1936Het verslag van den Secretaris geeft het bestuur aanleiding om hier ook de verslagen uit te brengen over de beide bovengenoemde vergaderingen. Uit de notulen van de buitengewone maandelijksche vergadering op Zaterdagmiddag 21 September 1935, die was belegd ter voorziening in het bestuur tot aan de volgende jaarlijksche vergadering, zij het volgende vermeld: Te twee uur werd de vergadering geopend. De presentielijst werd geteekend door de volgende 69 leden: C. van Arendonk, A. Asselbergs, J.N. Bakhuizen van den Brink, E.J. Belinfante, J.H. van Bemmelen, W. van Bemmelen, J.W. Berkelbach van den Sprenkel, D. van Blom, S. Bottenheim, J. Brouwer, J. Clay, D. Coster, B.A.P. van Dam, H.T. Damsté, P.H. Damsté, F.C. Domenicus, F.J.W. Drion, J. van Dullemen-de Wit, P. Endt, H.E. Enthoven, B.G. Escher, S.J. Fockema Andreae, P. Fijn van Draat, G.J. Geers, H.A. Enno van Gelder, P. Geyl, G.H. sGravesande Pannekoek, J. van Ham, J. Heinsius, O.C. van Hemessen, D.C. Hesseling, F.D. Holleman, B.H. van 't Hooft, J. Kalff, G.G. Kloeke, L. Knappert, T.S. Knipscheer, J.A.N. Knuttel, F.W.A. Korff, F. Kossmann, N.J. Krom, J.E. Kroon, A.C. Kruyt, J.H. van Lessen, E. van Lokhorst, S.W.F. Margadant, M. Mees-Verwey, M. Nyhoff, P.A.J. Portengen, E. van Raalte, H. Robbers, P.S. van Ronkel, A.A. van Rijnbach, F. Sassen, J.G. van Schaik-Willing, C.L. Schepp, J. Slagter, C. Snouck Hurgonje, F.W. Stapel, A.E.H. Swaen, W.G. van der Tak, J.W. Verburgt, P. Verdoes, C. Veth, M.M. de Vries-Vogel, V. van Vriesland, W.A. van Wageningen-Salomons, M.C. van Zeggelen. De oudste in benoeming onder de bestuursleden, dr. W. van Bemmelen presideert op grond van artt. 26 en 36 der Wet en geeft | |
[pagina 172]
| |
een overzicht van de gebeurtenissen, die geleid hebben tot het bijeenroepen van deze buitengewone vergadering (zie vorig jaarverslag). Na de jaarvergadering van 1935 is ook de heer De Vries uit het bestuur getreden, omdat hij zich evenmin kon vereenigen met de onthouding van den prijs aan den dichter Marsman. De overgebleven bestuursleden hebben toen hun mandaat ter beschikking gesteld en een rondschrijven aan de leden gezonden, waarin zij de houding van het bestuur toelichtten en verdedigden. Zij verzochten de leden zich uit te spreken voor of tegen deze houding. Aan dit referendum nam 45 % der stemhebbende leden deel. Van de 262 ingekomen antwoorden waren er 10 blanco of ongeldig, 76 tegen en 176 vóór de houding van het bestuur. De buitengewone maandvergadering behandelde nu een motie, ingediend door mr. Slagter mede uit naam van mr. H.A. Idema, dr. B.G. Escher, mr. J. van Bemmelen, mr. S.J. Fockema Andreae, dr. F.W.A. Korff en Herman Robbers. Deze motie luidde: De leden der Maatschappij, bijeen op de buitengewone maandvergadering van 21 September 1935, van oordeel dat het besluit van het bestuur betreffende den C.W. van der Hoogt-prijs 1935 een zoo ernstig verschil van meening onder de leden heeft doen ontstaan, dat daardoor de bloei der Maatschappij wordt bedreigd, dat deze geheele aangelegenheid wijst op gebreken in de organisatie der Maatschappij, waarvan het genomen besluit slechts een symptoom is, en dat het dus gewenscht is die organisatie door een wijziging van de Wet der Maatschappij te verbeteren, besluiten 1e: een commissie van 5 leden te benoemen met de opdracht zoo spoedig mogelijk een voorstel te doen, te behandelen in een buitengewone jaarlijksche vergadering, als bedoeld in art 50 der Wet, tot wijziging van de wet, met het doel de Maatschappij beter aan haar taak te doen beantwoorden en daarbij in elk geval de procedure van de toekenning der prijzen in haar onderzoek te betrekken; 2e: de zes bestuursleden, die hun mandaat ter beschikking stelden, genoemd sub c. in de oproeping ter vergadering van heden, te verzoeken op hun besluit terug te komen. Over beide gedeelten werd afzonderlijk gestemd en beide werden met vrijwel algemeene stemmen aangenomen. De zes bedoelde bestuursleden verklaarden zich bereid aan te blijven. Na een stemming met gesloten briefjes werden in de commissie tot wetswijziging gekozen: de heer A. Asselbergs, Mevr. Van Dullemen-de Wit, dr. N.J. Krom, mr. J. Slagter, dr. J. de Vries. Daar het vermelde rondschrijven van het bestuur alleen de meening van dit bestuur verdedigde, maar aan de Commissie voor Schoone Letteren daarin geen gelegenheid was gegeven om ook de tegenovergestelde opvatting van die Commissie toe te lichten, was deze Commissie in haar geheel afgetreden. | |
[pagina 173]
| |
De buitengewone maandelijksche vergadering besloot, op voorstel van den heer Drion, om de Commissie uit te noodigen op haar besluit terug te komen.
Uit de notulen van de buitengewone jaarlijksche vergadering, - die alleen jaarlijksch heet, omdat aan haar alleen en uitsluitend wetgevende macht is toegekend - zij het volgende vermeld: Op Zaterdagmiddag den 2den Mei 1936 te twee uur werd de vergadering geopend door den voorzitter dr. N.J. Krom, die in zijn inleidend woord de Commissie van wetswijziging voor haar nauwgezetten arbeid dankte en daarna gelegenheid gaf tot algemeene beschouwingen. De presentielijst werd geteekend door Asselbergs, Bakhuizen van den Brink, J. van Bemmelen, W. van Bemmelen, Bothenius Brouwer, Byvanck, Van Dam, Draaijer-de Haas, Damsté, Van Dullemen-de Wit, Duyvendak, de Gelder, Enno van Gelder, Geyl, ter Haar, Heinsius, Huizinga, Idenburg-Siegenbeek van Heukelom, Kalff, Kloeke, Knappert, Kossmann, Krom, Van Lessen, Van Lokhorst, Van Raalte, Van Ronkel, Van Rijnbach, Verburgt, Verdoes, Veth, J. de Vries, de Vries-Vogel, tesamen 36 leden. In de algemeene beschouwingen stond als eenige aanleiding tot de voorgestelde wetswijziging de bedoeling op den voorgrond, de werkzaamheid der Maatschappij te versterken en in het bizonder werd de wensch geuit dat weer, zooals vroeger, de Maatschappij hare uitgaven zou opvatten en blijven voortzetten. Ook de wensch, eenige vergaderingen buiten Leiden te doen plaats vinden kwam opnieuw ter sprake. Over de bezoldiging der bestuursleden en hun plaats in de organisatie werd veel gediscussieerd, met den uitslag dat de salarieering bleef gehandhaafd voor secretaris en bibliothecaris, maar overigens aan de positie dezer bestuursleden niet veel werd gewijzigd, zij het dan dat de honoreering van den secretaris veel werd verminderd, terwijl de penningmeester geen belooning ontvangt en zijn werk door een bankinstelling onder zijn leiding zal worden verricht. Men achtte deze salariskwestie van principieel belang, omdat door de hierbij verkregen besparing geld zou vrij komen ten behoeve van de publicaties der Maatschappij. Art. 63 der nieuwe Wet, waarbij een bedrag van 10 % der inkomsten werd gewaarborgd, is met 19 tegen 8 stemmen aangenomen. Alvorens dit artikel in behandeling kwam, was bij art 59 de toekenning van den C.W. Van der Hoogt-prijs ter beslissing aan de jaarlijksche vergadering gegeven. Na een woord van dank aan den voorzitter werd de vergadering gesloten. |
|