in Kashmir’. Niettemin kwam zijn terugkeer in Europa ten goede aan de uitgebreide n tijdroovende studie, door hem in bibliotheken en archieven van vele landen verricht; in 1906 kwam het eerste deel van het ‘Opus Epistolarum Desiderii Erasmi Roterodami denuo recognitum et auctum’ van de Clarendon Press.
Wie als schrijver dezes eenigermate kennis heeft gemaakt met de breedten en diepten van dit werk in zijn op elkaar volgende zeven deelen, gevoelt geen geringe verlegenheid wanneer hij naar woorden zoekt om den omvang en de glansrijk overwonnen moeilijkheden, de grootheid en de waarde van Allen's levensarbeid in het licht te stellen. De honderden brieven van en aan Erasmus, die het zware folio-deel III van Clericus' uitgave der ‘Opera Omnia’ vullen, moesten allen critisch in de nieuwe publicatie worden verwerkt, vermeerderd met tallooze andere, deels in latere, partiëele uitgaven als van Horawitz, Hartfelder, Nichols, Max Reich, e.a. opgenomen, deels uit allerlei archieven en bibliotheken op te delven en aan het licht te brengen. Inderdaad ‘recognitum et auctum’! Boden de genoemde latere uitgaven over het geheel juist en betrouwbaar materiaal, plaats, dateering en adres van heel wat brieven der Clericus-editie moesten aan een omvangrijk onderzoek worden onderworpen. Van vele moesten deze voor de eerste maal worden vastgesteld; de vondsten in verschillende verzamelingen plaatsten dikwijls voor onontgonnen terrein, waarop de navorscher van het eene onderzoek in het andere verviel. De vaststelling van den juisten tekst bood groote moeilijkheden, vaak slechts door uitgebreide, zorgvuldige en tijdroovende vergelijkingen van handschriften en andere drukken te overwinnen. Talrijke reizen moesten worden gedaan, een omvangrijke correspondentie moest gevoerd worden. Ook naar Nederland leidden Allen's onderzoekingen, en in de schatten van onze bibliotheken en archieven heeft hij zeker niet het minst belangrijke materiaal voor zijn studie gevonden. Met name de oude Atheneum-bibliotheek in Deventer en de gemeentelijke bibliotheek van Gouda leverden hem oude collecties van brief-copieën, waarvan hij waardevol gebruik kon maken. Zijn dankbaarheid daarvoor heeft hij allerminst verborgen gehouden, en o.a. heeft hij met groote erkentelijkheid gewaagd van het voorrecht dat hij de ‘Deventer Letterbooks’ gedurende tien jaren in de Bodleian te Oxford tot zijn beschikking mocht hebben. - Allen bepaalde zich bovendien niet tot het enkel reproduceeren, in betrouwbaren tekst en met juiste dateering enz. van Erasmus' correspondentie; elkn brief voorzag hij van een inleiding, die somtijds uitgroeide tot een studie op zich zelf van den tijd en de levensomstandigheden van Erasmus en de vele belangrijke figuren waarmede deze in correspondentie stond; verder voorzag hij de brieven van verklarende aanteekeningen, waardoor het geheel, mede dank zij uitvoerige registers, van een voor Erasmus' tijd encyclopaedische waarde geworden is. Zoodoende zegt de titel ‘Opus Epistolarum Erasmi’, hoe veelzeggend ook, eigenlijk te weinig voor dit werk, dat in zijn zorgvuldige rangschikking als één groote, doorloopende biografie van Erasmus is te beschouwen. Wanneer men