Bijlage VIII. Verslag van de commissie voor schoone letteren.
De commissie had dit jaar wederom tot taak de toekenning van den C.W. van der Hoogt-prijs. Zij zoekt nog steeds naar de doelmatigste werkwijze. De secretaresse won advies in van de heeren Werumeus Buning en Nijhoff, omtrent de gedichtenbundels in 1929 verschenen. Het oordeel van de heeren luidde, dat de verzenbundels van dat jaar geen aanspraak konden maken op den prijs, zoodat de commissie haar blik mocht beperken tot romans, novellen en essays. De secretaresse maakte een lijst op van boeken die door den datum van hun verschijnen en het geboortejaar van hun auteur in aanmerking konden komen, en vroeg allen leden schriftelijk, hieruit die boeken te noemen, die volgens hen bijzondere verdienste hadden, en die dus door de geheele commissie zouden moeten worden gelezen. Aldus ontstond een lijstje van boeken, dat echter werd aangevuld met boeken, die nog door geen der leden gekend werden, zoodat geen er een verwerpend oordeel over had kunnen uitspreken. Vervolgens werden deze boeken bijeengebracht en rondgestuurd. Nadat ze hun reis hadden volbracht, werd een vergadering uitgeschreven, die den 26 Februari te Leiden plaats vond. Alle leden waren aanwezig. Er moest een keuze worden gedaan uit een achttal romans en een bundel essays. De voorzitter, de heer K.J.L. Alberdingk Thijm, opende de vergadering met de opmerking, dat een keuze hem moeilijk zou vallen, daar hij al deze boeken voortreffelijk had bevonden. De vraag werd geopperd of een bundel essays, hoe goed ook, zich als mededinger kon handhaven naast enkele goede romans. De commissie bleek van oordeel, dat dit niet mogelijk was. Ook de heer Nijhoff, die de essays in quaestie (‘Klankbord’ door Matthijs Vermeulen) het meest van alle leden bewonderde, verklaarde liever den prijs toe te kennen aan scheppend werk, wanneer dat laatste waarachtige litteraire verdienste had.
De secretaresse uitte den wensch, dat in deze commissie getracht zou worden naar overeenstemming van oordeel, want wanneer er perslot over twee boeken gestemd moet worden, weegt het oordeel van ieder lid even zwaar, hetgeen haar niet geheel rechtvaardig voorkwam. Anderen waren dit met haar eens, en