Bijlage VI. Verslag der commissie voor taal- en letterkunde.
De Commissie heeft in het afgeloopen genootschapsjaar achtmaal vergaderd. Voorzitter was de heer Muller, secretaris de heer Van der Meulen.
De beide aftredende leden Beets en Kloeke werden door de maandvergadering in October herbenoemd.
Van het door de Commissie geredigeerde Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde kwam het 43ste deel gereed en verscheen van het 44ste deel de eerste aflevering.
Van de uitgaven die onder toezicht der Commissie verschijnen, kan, in aansluiting aan hetgeen daaromtrent in het vorige jaarverslag is gemeld, hier de mededeeling worden gedaan, dat de door Mej. Snellen bewerkte herdruk van ‘Suster Bertkens Boexken’ thans het licht heeft gezien.
De vergaderingen der Commissie werden naar gewoonte besloten met een wetenschappelijke mededeeling van een of meer harer leden. De heer Kloeke hield met behulp van door hem ontworpen dialectkaarten een voordracht over de verbreiding in het Nederlandsche taalgebied van de verschillende uitspraken met oe, u en ui, daarbij als voorbeeld nemende het woord muis; een andermaal sprak hij over den tijd der diphthongeering van ū tot ui en ī tot ij in de verschillende Hollandsche steden en de vermoedelijke oorzaken daarvan. De heer Muller behandelde de geschiedenis der begripsontwikkeling van het woord Staat van de Oudheid af tot den tegenwoordigen tijd in de talen van West-Europa en meer in het bijzonder in het Nederlandsch; ook gaf hij een gissing over de etymologie van het woord sarren, De heer Hesseling sprak over de woorden blanket, blanketsel en blanketten en leverde kritiek op de vertalingen, Nederlandsche en andere, van den Griekschen tekst van het Nieuwe Testament. De heer Beets gaf een overzicht van de eigenaardigheden van het Utrechtsche dialect van voorheen en thans, daarbij puttend uit oude en jonge bronnen der geschreven en uit de gesproken taal. De heer Van der Meulen behandelde eenige merkwaardige, onduidelijke en bedorven plaatsen in het handschrift van Nicolaas Witsen's Moscovise Reyse, daarbij tevens gelegenheid vindend te wijzen op enkele zeldzame oude Nederlandsche en sommige door Witsen verbasterde Russische woorden. De heer Heinsius wees, naar