Bijlage VII. Verslag der commissie voor schoone letteren.
Op Zaterdag 20 September werd de Commissie voor Schoone Letteren, bestaande uit de Heeren Marc. Emants, Joh. de Meester, Herman Robbers, Dirk Coster en Mej. A. Salomons, te Leiden geïnstalleerd door den Voorzitter en den Secretaris der Maatschappij. Tot Voorzitter koos de Commissie zich den Heer M. Emants, tot vice-Voorzitter den Heer Joh. de Meester, tot Secretaris den Heer Dirk Coster.
Op den 18den October daaropvolgend hield de Commissie haar eerste vergadering. Besloten werd, dat de Commissie der Maatschappij verzoeken zou, een buitengewone algemeene vergadering te willen uitschrijven op een der eerste dagen van Maart 1920, ter waardige herdenking van Multatuli's honderdjarigen geboortedag. Men zou aan Mej. Augusta de Wit verzoeken, Multatuli's beteekenis voor de ontwikkeling van Insulinde te willen uiteenzetten, - terwijl de Heer Dirk Coster zich bereid verklaarde, na de pauze te spreken over Multatuli als voorganger van het moderne Hollandsche realisme. Als déclamatrice werd voorgesteld Mevr. A. Tartaud-Klein.
Alle sprekers namen de uitnoodiging aan. Echter ontving op 26 Jan. ll. de Commissie plotseling een schrijven van Mej. Aug. de Wit, waarin zij hare aanvankelijke toezegging terugnam. Nader aandringen mocht niet baten. - De Heer Dirk Coster vreesde den voorbereidingstijd te missen, om zijn korte toespraak tot een uitvoerige voorlezing uit te breiden. Andere sprekers te verzoeken om Mej. de Wit te vervangen, was, wegens de te geringe tijdsruimte die overbleef, een onmogelijkheid. Daar de Maatschappij geen oppervlakkig, haastig-voorbereid huldebetoon wenschte, - en men zich overigens gereed maakte in den lande, om Multatuli met voldoende waardigheid te herdenken, - heeft zij noodgedwongen moeten besluiten, van haar voornemen af te zien.
De verdere samenkomsten der Commissie waren gewijd aan de bespreking van de toekomstige werkzaamheden der Commissie, en de voorstellen, die zij dienaangaande aan de Maatschappij wenschte te doen. De conclusie dier besprekingen is neergelegd in een rapport dat aan het Bestuur der Maatschappij is toegezonden.