den, Dr. D. Harting te Enkhuizen, F.H.W. Kuypers te Nijmegen, Mr. W.I. Baron d'Ablaing van Giessenburg te 's-Gravenhage, Dr. J.F. van Hengel te Hilversum.
Van de buitenlandsche leden, die ons ontvielen, herinner ik U slechts aan de beroemde namen van Friedrich Zarncke, Bernhard ten Brink en Friedrich von Bodenstedt.
Bij zijn overlijden vermaakte Mr. J. de Wal, oud-hoogleeraar te Leiden, die verscheidene malen het voorzitterschap onzer Maatschappij heeft bekleed, ons eene belangrijke verzameling van boeken en handschriften betreffende het Hooger Onderwijs, welk legaat door het Bestuur met dankbaarheid is aanvaard. Doch dit is niet het eenige blijk van belangstelling, dat de Maatschappij heeft ondervonden. Bij hare ontbinding heeft namelijk de Vereeniging van Nederlandsche Letterkundigen eene som van ƒ 800 ter beschikking der Maatschappij gesteld, opdat deze zoude worden besteed tot het aankoopen van boeken over buitenlandsche litteratuurgeschiedenis. Ook zijn wij bijzonderen dank verschuldigd aan den Heer J. Bosboom Nzn. te 's-Gravenhage, welke ons eene belangrijke verzameling handschriften, afkomstig van zijne tante Mevrouw Bosboom-Toussaint, benevens vertalingen van Majoor Frans in 't Duitsch, Zweedsch en Russisch, ten geschenke aanbood.
Op de Maandelijksche Vergadering van 2 October 1891 legde Mr. S.J. Fockema Andreae het praesidium neder en werd deze waardigheid opgedragen aan Dr. J.G.R. Acquoy, welke haar aanvaardde, niet omdat hij voor zich verlangde nog eenmaal het voorzitterschap te bekleeden, maar alleen uit liefde voor de Maatschappij. In die zelfde bijeenkomst trad Dr. P.J. Cosijn als bestuurslid op en werd het ambt van Secretaris-Bibliothecaris,