dige en de Historische Commissie werden opnieuw benoemd de heeren Dr. H. Kern en Dr. R. Fruin, Dr. W.N. Du Rieu en Dr. P.L. Muller, die evenzeer aan het verlangen hunner medeleden gehoor gaven. Het ambt van Secretaris-Bibliothecaris werd in de vorige algemeene vergadering voor drie jaren aan den opsteller van dit verslag toevertrouwd.
Sedert 17 Juni 1886 heeft de Maatschappij den dood van 16 harer binnenlandsche leden te betreuren:
Dr. B. Glasius te Breda, (Lid sinds 1844).
A.W. Wijbrands te Leiden, (1877).
Dr. J.P. Stricker te Amsterdam, (1858).
C. Krabbe te Leiden, (1845).
Dr. A. Van der Boon te Haarlem, (1850).
J.J.F. Noordziek te 's-Gravenhage, (1844).
Dr. R.C.H. Römer te Deil, (1852).
M.E.C. Plemp te Maastricht, (1873).
F.L.A. De Jagher te 's-Gravenhage, (1872).
H. Frijlink te Amsterdam, (1859).
Dr. A.M. Ledeboer te Deventer, (1867).
Dr. P. Hofstede de Groot te Groningen, (1835).
P.J.B.C. Robidé van der Aa te 's-Gravenhage, (1870).
Dr. A.W.T. Juynboll te Delft, (1873).
J. Jongeneel te Heerlen, (1885).
J.D. Doorman te 's-Gravenhage, (1875).
Van de buitenlandsche Leden verloor de Maatschappij
Dr. L. von Ranke te Berlijn, (1843).
Het Bestuur is er reeds in geslaagd voor de meeste dier heeren levensbeschrijvers te vinden.
Ook dit jaar hebben weer enkele leden aanleiding gevonden om voor het lidmaatschap te bedanken. Daartegenover staat, dat allen, die het vorige jaar zijn gekozen, hunne benoeming hebben aanvaard.