daar de Heer Kern, die zich daarmede had belast, verhinderd is ter vergadering te verschijnen. Uit de inlichtingen door den Heer De Beer verstrekt, is aan het Bestuur gebleken, dat genoemd tijdschrift inderdaad, althans tijdelijk, dringend behoefte heeft aan geldelijken steun. Daar nu het Bestuur, hierin vooral afgaande op het advies van Prof. Kern, dit tijdschrift, dat gewijd is aan de studie der Nederlandsche tongvallen, zeer nuttig acht, gelooft het, dat het geheel volgens de bedoeling der wet zou zijn, een gedeelte der gelden van het Fonds tot ondersteuning van deze uitgave aantewenden. Ingeval de Vergadering daartoe hare toestemming geeft, verklaart de Heer De Beer zich bereid de optenemen stukken vooraf aan de goedkeuring van Prof. Kern te onderwerpen, een waarborg te meer voor het wetenschappelijk gehalte van het tijdschrift. Alvorens echter de meening der Vergadering te vragen, geeft de Voorzitter het woord aan den Heer De Beer, om, zoo noodig, zijne inlichtingen aantevullen.
De Heer De Beer wijst op het groote belang van de studie der tongvallen, dat door de taalgeleerden meer en meer erkend wordt. Hij betoogt, dat het dringend tijd wordt, alle verkrijgbare gegevens omtrent onze dialecten te verzamelen, aangezien zij langzamerhand uitsterven. Dit is het voornaamste doel van ‘Onze Volkstaal’. Voorts moet nog een methode van behandeling der dialecten gevonden worden, en daartoe is in de eerste plaats eenvormige spelling en klankleer noodig. Ook daartoe wil het tijdschrift het zijne bijdragen. De spreker vermeldt in het kort, wat ‘Onze Volkstaal’ reeds gedaan heeft, en welk een aantal belangrijke stukken nog voor den druk gereed liggen. Het zoude jammer zijn, zoo tengevolge van geldelijken nood deze uitgave gestaakt moest worden.