vraagt de Heer J.A. Heuff Az. het woord. Hij doet de groote verdiensten van den man, die de stichter van het vlaamsch proza genoemd kan worden, uitkomen, en geeft als zijne overtuiging te kennen, dat hij ten volle het eerelidmaatschap der Maatschappij waardig is. Daar meer dan drie vierde der aanwezige leden hiermede blijken in te stemmen, trekt de Heer Ten Brink zijn voorstel in, en besluit het Bestuur na eenige beraadslaging, aan de Vergadering voortestellen, om Hendrik Conscience tot eerelid der Maatschappij te benoemen. Met algemeene stemmen wordt dit voorstel aangenomen.
Aan het Bestuur wordt verder de zorg overgelaten, hoe en wanneer aan Conscience het diploma zal ter hand gesteld worden.
Daarna erlangt de Heer A. Ising het woord, en herinnert de openbare verklaring, den 2den Juni door de Regeering gedaan, dat de nieuwe spelling eindelijk officieel zal ingevoerd worden. Spreker wenscht den Voorzitter geluk met deze overwinning, waarmede de Vergadering hare instemming betuigt. De Voorzitter dankt haar, zoomede den spreker, voor deze betuiging van sympathie.
Voorts erlangt het woord de Heer Dr. H.C. Rogge. Hij brengt nog eens den catalogus ter sprake, en betoogt de wenschelijkheid dat de door den Heer Arnold naar Gent medegenomen titels door de Maatschappij teruggenomen worden, daar zijns inziens de Heer Arnold in zijn tegenwoordigen werkkring dezen arbeid onmogelijk kan voltooien. Dientengevolge oppert hij het denkbeeld een vertrouwd persoon naar Gent te zenden ten einde van den Heer Arnold de titels overtenemen.
De Voorzitter onderwerpt dit denkbeeld aan het oordeel der Vergadering, die over het geheel er mede blijkt ingenomen te zijn. Na nog eenige opmerkingen van de HH.