het wedergevonden handschrift van den Amsterdamschen burgemeester Gerard Schaap over historiepenningen. De heer Wttewaall wees ons op de oude rekeningen van de Maatschappij, vooral die van de maaltijden in de vorige eeuw. De heer Rogge besprak eene quaestie tusschen den graaf van Buren en de synode van Zuid-Holland. Doch gij verlangt niet dat wij alle onderwerpen zelfs maar zullen aanstippen, die in onze avondbijeenkomsten ter tafel zijn geweest.
Enkele echter mogen hier niet onvermeld blijven. Het zijn die waarmede uwe geheele Commissie zich sedert eenigen tijd bezighoudt. Wij noemen in de eerste plaats de Epistolografen of het repertorium van brieven van vaderlandsche geleerden. Dit werk was door andere bezigheden op den achtergrond gedrongen, de heer Rogge vatte het voorloopig op, en wederom zijn een groot aantal titels aan onze verzameling toegevoegd. Wanneer alle leden onzer commissie hiertoe medewerken, zullen weldra alle brievenverzamelingen, die wij onder ons bereik hebben, geraadpleegd zijn.
Als tweede onderwerp, dat gedurig ter tafel was, mogen wij het Album Studiosorum noemen. Wel is waar wordt het niet door uwe Commissie uitgegeven, doch daar de leden Du Rieu, Rogge en Rauwenhoff onmiddelijk in de uitgave betrokken zijn, kon het niet anders of zij raadpleegden hunne medeleden over vraagpunten, die zich bij de uitvoering telkens voordeden.
Eindelijk was door ons de vraag aan de orde gesteld, of uwe Commissie, bij de driehonderdjarige feestviering van Leidens ontzet, nog een Gedenkboek zou uitgeven, ook nadat alle pogingen om het handschrift van Jan van Hout terug te vinden, vruchteloos waren gebleken. De vraag werd toestemmend beantwoord, en aan de HH. Fruin,