Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1867
(1867)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
Verslag betreffende het Fonds der Maatschappij.Het Bestuur van de Maatschappij had in het voorjaar van 1866 besloten, bij gelegenheid van het Honderdjarig bestaan der Maatschappij pogingen aan te wenden om gelden bijeen te brengen tot het stichten van een vast fonds. De rente van dat kapitaal zou strekken om belangrijke boekwerken uit te geven, voor welke anders moeilijk een uitgever zou te vinden zijn, om belangrijke stukken te doen afschrijven, om bouwstoffen voor de geschiedenis of letterkunde te verzamelen, en om alles te bevorderen wat den bloei van genoemde vaderlandsche wetenschappen kan verhoogen. Toen Z.M. de Koning, de Beschermheer der Maatschappij, door een aanzienlijke gift den grondslag had gelegd voor dat fonds met H.M. de Koningin en de Eereleden de Prinsen van het Vorstelijk geslacht, heeft het Bestuur zich gewend tot de Leden der Maatschappij en eenige aanzienlijke personen met beleefd verzoek tot medewerking. | |
[pagina 31]
| |
Hieraan is op zulk een onbekrompen wijs gehoor gegeven, dat op de Maandelijksche Vergadering van 5 October, daar de viering van het Eeuwfeest in Juni was uitgesteld, het Fonds van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde verklaard is te zijn tot stand gekomen en gevestigd; daarbij is toen bepaald: 1o. dat het Fonds zal zijn een onaantastbaar kapitaal, dat zal worden ingeschreven op het Grootboek der Nationale Schuld; en 2o. dat telkens één vierde der jaarlijksche renten zal strekken tot geregelde vermeerdering van het kapitaal. Sedert zijn nog verscheidene inschrijvingsbilletten ontvangen, zoodat het geheele bedrag der inschrijvingen is ƒ 6199,40, welke som is geschonken aan de Maatschappij door: Z.M. den Koning, Beschermheer. H.M. de Koningin. Den Prins van Oranje, Eerelid. Prins Frederik, Eerelid. Prins Hendrik, Eerelid. Mr. J. Pan, te Hoorn, Eerelid en de 95 onderstaande Leden: Prof. Asser, te Amsterdam. W.P. d'Auzon de Boisminart, te Utrecht. Mr. J. Baert, te Amsterdam. Mr. M.M. von Baumhauer, te 's Hage. Ds. N. Beets, te Utrecht. J.A. Beijerinck, te 's Hage. R. Bell, te Amsterdam. Mr. P. van Bemmelen, te Alkmaar. Jhr. Mr. I.L.C. van den Berch van Heemstede, te 's Hage. Dr. J.T. Bergman, te Leiden. Mr. F.J.E. van Zinnicq Bergman, te 's Hertogenbosch. | |
[pagina 32]
| |
Mr. G.A. Betz, te 's Hage. Dr. W. Bisschop, te Leiden. Ds. A.H. Blom, te Dordrecht. Mr. J.T. Bodel Nijenhuis, te Leiden. Ds. R. Koopmans van Boekeren, te Leiden. Mr. C.H.B. Boot, te 's Hage. G.H. Elliot Boswell, te 's Hage. Prof. W.G. Brill, te Utrecht. Mr. W.W. Buma, te Leeuwarden. E.M. Calisch, te 's Hage. Prof C.G. Cobet, te Leiden. C.F. van Assendelft de Coningh, te Amsterdam. J.M.E. Dercksen, te Leiden. Prof. R.P.A. Dozy, te Leiden. M.L. van Deventer, te 's Hage. Dr. J.C. Drabbe, te Leiden. Jhr. W.I.C. Rammelman Elsevier, te Leiden. Mr. A.J. Enschedé, te Haarlem. Mr. J.J. Enschedé, te Haarlem. Prof. J.W. Ermerins, te Groningen. Mr. J.W. Staats Evers, te Arnhem. Mr. H.O. Feith, te Groningen. Mr. G.A. Fokker, te Middelburg. Dr. W. Francken, te Rotterdam. Mr. J.P. de Fremery, te 's Gravezande. H. Frijlink, te Amsterdam. Prof. J.A. Fruin, te Utrecht. Prof. R. Fruin, te Leiden. Mr. M.H. Godefroy, te Hage. Ds. G. van Gorkom, te Leiden. Mr. L. Oldenhuis Gratama, te Assen. Mr. J.L.C. Gregory, te 's Hage. S.A.J. de Ruever Groneman, te Brussel. | |
[pagina 33]
| |
Ch. Guillon, te Roermond. Prof. B. Ter Haar, te Utrecht. Ds. H.G. Hagen, te Leiden. Mr. J. Heemskerk Az., te 's Hage. Mr. J.N.J. Heerkens, te Zwolle. Mr. Baron J.A. van der Heim, te 's Hage. D.F. van Heyst, te Leiden. Ds. A.H. van der Hoeve, te Keppel. J.W. Holtrop, te 's Hage. J. Honig Jz. Jr., te Zaandijk. Ds. D.T. Huet, te 's Hage. A. Ising, te 's Hage. Ds. F.H.G. van Iterson, te Leiden. Dr. L.J.F. Janssen, te Leiden. Mr. J.A. Jolles, te 's Hage. Prof. P. de Jong, te Leiden. Mr. W.H. Cost Jordens, te Deventer. Prof. Th. Jorissen, te Amsterdam. Mr. F.F. Karseboom, te 's Hage. Mr. J.W. de Kempenaer, te Arnhem. Ds. J.P. de Keyzer, te Arnhem. Prof. H. Kern, te Leiden. Mr. W.P. Sautyn Kluit, te Amsterdam. J. Kneppelhout van den Hemelschen Berg, te Oosterbeek. Mr. K.J.F.C. Kneppelhout van Sterkenburg, te Leiden. Mr. H.J. Koenen, te Amsterdam. A.C. Kruseman, te Haarlem. Prof. A. Kuenen, te Leiden. Dr. C. Leemans, te Leiden. Ds. P. Leendertz Wz., te Medemblik. Mr. G. van Leeuwen, te Alkmaar. Mr. D. Levyssohn Norman, te 's Hage. Mr. G.M. van der Linden, te 's Hage. | |
[pagina 34]
| |
Dr. D. de Loos, te Leiden. Mr. J. Luzac, te Leiden. Dr. H.C. Michaëlis, te Zutfen. Prof. H.E. Moltzer, te Groningen. Prof. F.J. Domela Nieuwenhuis, te Amsterdam. P. Nijhoff, te Arnhem. Prof. J.J. van Oosterzee, te Utrecht. A.C. Oudemans Sr., te Arnhem. A. Perk, te Hilversum. Mr. J.A. Philipse, te 's Hage. Prof. J. Pijnappel, te Leiden. Mr. A. de Pinto, te 's Hage. Ds. C.W. van der Pot, te Rotterdam. Prof. J.J. Prins, te Leiden. Prof. L.W.E. Rauwenhoff, te Leiden. Mr. S.J.E. Rau, te Lent. Dr. W.N. du Rieu, te Leiden. H.C. Rogge, te Leiden. Prof. J.A.C. Rovers, te Utrecht. Ds. W. Scheffer, te Leiden. Mr. D.J. Scherer, te Haarlem. Prof. J.H. Scholten, te Leiden. Ds. C. Sepp, te Leiden. Jhr. C.A. van Sijpesteyn, te 's Hage. Mr. L.A.J.W. Baron Sloet van de Beele, te Leiden. Mr. J. Soutendam, te Delft. A. Elink Sterk Jr., te 's Hage. Prof. J.H. Stuffken, te Leiden. W.L. de Sturler, te Leiden. Prof. G.C.B. Suringar, te Leiden. W.H. Suringar, te Amsterdam. Jhr. Mr. J.G.H. Tets van Goudriaan, te 's Hage. Ds. H.N. van Teutem, te Rotterdam. | |
[pagina 35]
| |
Prof. J. Tideman, te Amsterdam. Mr. J.W. Tijdeman, te Amsterdam. Mr. A.J. Duymaer van Twist, te Deventer. D. Veegens, te 's Hage. Ds. H. de Veer, te Delft. Prof. P.J. Veth, te Leiden. Mr. G. de Vries, te 's Hage. Mr. J. de Vries Jz., te Amsterdam. Prof. M. de Vries, te Leiden. Prof. J. de Wal, te Leiden. T. van Westhreene, te 's Hage. L.A. te Winkel, te Leiden. B.W. Wttewaall, te Leiden. W.J. van Zeggelen, te 's Hage. J.G. de Waldkirch Ziepprecht, te Arnhem. Joh. C. Zimmerman, te Amsterdam.
Verder mogen hier genoemd worden de volgende achtendertig voorname ingezetenen, als mede-stichters van het Fonds: L.A. Bienfait, te Amsterdam. W.G. Boele, te Kampen. S.P. Bijvoet, te Berchem. S.A. Chabot, te Rotterdam. Mr. C. van Citters, te Heinkenszand. Mr. C. van der Lek de Clercq, te Zierikzee. Mr. A.A. del Court van Krimpen, te Haarlem. J. Dólleman, te Heemstede. L. Dupper Wz., te Dordrecht. Jhr. Mr. F.J.J. van Eysinga, te Leeuwarden. O.R. Feith, te Zwoller Kerspel. Mr. C. Fock, te Amsterdam. P. de Haan, te Leiden. | |
[pagina 36]
| |
J.C. Baron van Haersolte van Haerst, te Zwolle. Mr. E.L. van Hardenbroek van Lockhorst, te Leusden. J.J. Marie van Hees, te Rotterdam. S. Hingst, te Harlingen. Mr. O.C.J. Hoogendijk van Domselaar, te Tiel. C. de Koning, te Haarlem. B.F. Krantz, te Leiden. Mr. T.A. Lambrechtsen, te Middelburg. Mr. A. Mackay van Ophemert, te 's Hage. Ph. H. Marcella, te Maastricht. H.J. Meijer, te Nieuwe Beerta. Mr. A. van Naamen van Eemnes, te Zwolle. Mr. A.S. van Nierop, te Amsterdam. C.H. Phaff, te Nymegen. P.L. Posthumus, te Amsterdam. Jhr. L.J. Quarles van Ufford, te Haarlem. W.A. Scholten, te Groningen. J. Eduard Stumpf, te Amsterdam. J. Tak, te Middelburg. Mr. W.R. Baron van Tuyll van Serooskerken van Zuylen, te Zuylen. Jhr. Mr. P.B.J. Vegelin van Claerbergen, te Joure. Mr. B.H. Viëtor, te Winschoten. Jacob de Vos Jacobszoon, te Amsterdam. Dr. N. Ypey, te Rijperkerk. En eenige Studenten, te Groningen.
Het verkregen kapitaal is op het Grootboek ingeschreven. De eerste renten moeten gebruikt worden om in de gedane voorschotten van de stichting te voorzien; zoodra die onkosten betaald zullen zijn, zal het plan van uit te geven werken worden meêgedeeld, waarvan eerst in het volgende jaar sprake kan zijn. Hierdoor wordt wel is | |
[pagina 37]
| |
waar het geduld van velen op de proef gesteld, maar de verzekerde toekomst der Maatschappij strekt ons tot waarborg, dat zij voortaan, jaar op jaar meerdere penningen ter harer beschikking hebbende, steeds gewichtiger diensten aan de vaderlandsche wetenschappen zal bewijzen. Met goedkeuring van de Maandelijksche Vergadering is een Reglement door het Bestuur vastgesteld op het beheer van het Fonds. Een nader Reglement is door haar opgemaakt, dat U thans zal worden voorgelegd. Het Reglement op het beheer van het Fonds der Maatschappij en het gebruik der jaarlijksche renten, door de Maandelijksche Vergadering in Mei ontworpen, wordt ter tafel gebracht en bij algemeene toestemming vastgesteld. | |
Reglement op het beheer van het fonds der Maatschappij.Dit Fonds, bijeengebracht bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan der Maatschappij, is bestemd: 1o. tot de uitgave van belangrijke boekwerken, tot de taal, letteren en geschiedenis van Nederland betrekkelijk, voor welke anders moeilijk een uitgever te vinden zou zijn; 2o. tot het opsporen en doen afschrijven van handschriften en belangrijke stukken, tot het gebied van die vakken behoorende, welke | |
[pagina 38]
| |
in buitenlandsche bibliotheken worden gevonden, maar daar veelal ongebruikt blijven; 3o. tot het bijeenbrengen en bewaren van gedenkstukken en bouwstoffen, die anders lichtelijk verstrooid zouden raken en voor de wetenschap verloren gaan; 4o. tot het aanmoedigen en bevorderen van alles wat den bloei van genoemde wetenschappen kan verhoogen, zoo dikwijls zich daartoe de gelegenheid mocht voordoen. Op de Maandelijksche Vergadering van 5 October 1866, zijn omtrent den aard van dit Fonds deze bepalingen vastgesteld: I. Het Fonds zal zijn een onaantastbaar Kapitaal, dat zal worden ingeschreven op het Grootboek der Nationale Schuld. II. Dat telkens één vierde der jaarlijksche renten zal strekken tot geregelde vermeerdering van het Kapitaal. Zie Handelingen 1866, bl. 40.
Art. 1. De Penningmeester zal beheer voeren over het Fonds en daarvan afzonderlijk boekhouden. Art. 2. Hij zal daarvan rekening en verantwoording doen volgens Art. 42 der Wet. Art. 3. Hij zal, zoodra hij gelden genoeg ontvangen heeft, Obligatiën Nederl. Werk. Schuld, rentende 2 ½, 3, of 4 pct. tegen den koers van den dag laten aankoopen, en die bij het Kapitaal laten inschrijven. Art. 4. De keus van den Procuratiehouder tot het ontvangen van de Renten van het Kapitaal, ingeschreven op de Grootboeken der Nationale Schuld, wordt aan het Bestuur overgelaten, dat daarvan mededeeling doet aan de Maandelijksche Vergadering. | |
[pagina 39]
| |
Art. 5. Omtrent het gebruik der beschikbare renten doet het Bestuur jaarlijks een voorstel aan de Algemeene Vergadering, en beschikt deze. Art. 6. De Penningmeester stelt zich verantwoordelijk omtrent de gelden of geldswaardige papieren onder hem berustende, doch niet voor hetgeen hij ter inkasseering, belegging of aankoop aan een effectenhandelaar toevertrouwt. |
|