Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1866
(1866)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen gedaan in de vergaderingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 1865-1866. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. De tulpen- en hyacinten-handel. Door Mr. W.P. Sautyn Kluit.I. de Tulpenhandel van 1634-1637.Welk handboek voor de geschiedenis van ons vaderland men ook opensla, personen en gebeurtenissen als Albrecht Beiling, Jan van Schaffelaar en de Tulpenhandel zullen er nooit in ontbreken, en de met plaatjes versierde school- en kinderboekjes, vooral van vroegere dagen, maakten dergelijke gebeurtenissen zoo aanschouwelijk, dat ieder Nederlander, hoe weinig ontwikkeld of hoe onbedreven ook in de geschiedenis van zijn eigen vaderland, zich tegenwoordig toch terstond t' huis gevoelt wanneer er sprake is van de molenwerf te Schoonhoven, den Barneveldschen toren, en de Haarlemmer tulpen, alsof dergelijke plaatsnamen gebeurtenissen in de herinnering terugroepen, die de critiek van het nuchter onderzoek altijd glansrijk kunnen doorstaan, of waarvan gezegd kan worden hetgeen van Karel den Groote wordt getuigd: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om hem trekt zijn tijd zich zamen;
In hem spiegelt zijn tijd zich af.Ga naar voetnoot1
Integendeel, van zeer vele gebeurtenissen, waarmede het groote publiek zoo bijzonder vertrouwd is en waarvan het weet meê te praten, kan men aannemen dat de bekendheid in omgekeerde verhouding staat tot de belangrijkheid. Maar juist die algemeene bekendheid is de oorzaak dat dergelijke gebeurtenissen nog te weinig het voorwerp van naauwgezet onderzoek hebben uitgemaakt, alsof ze geen verklaring en toelichting meer vereischten! Voor hem evenwel die ze eens meer van nabij en van alle kanten bekijkt, wordt het spoedig duidelijk, dat de een den ander nageschreven en op den voet gevolgd heeft. Deze denkbeelden en gewaarwordingen rezen bij ons op, toen wij in de maand Mei van dit jaar, naar aanleiding onzer studie over den windhandel van 1763 en 1773, onze aandacht vestigden op den zoogenaamden Tulpenhandel gedurende de jaren 1634-1637. Hoe dieper wij in dit onderwerp trachtten door te dringen, des te duidelijker bleek het, dat die tulpen waarmede wij reeds in onze kinderjaren op school waren bekend geraakt, nog wel eens meer van nabij verdienden bekeken te worden. Want ook hier heeft men elkander nagepraat, en de zaak naar het schijnt duidelijk gevonden, of 't geen het meest waarschijnlijk is, men is maar liever over de moeijelijkheden heengegleden. Doch ter naauwernood met dit onderzoek aangevangen, kwam ons ter oore dat de Heer Tydeman, predikant te Rosendaal, op de Algemeene Vergadering der leden van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, den 6den Julij te 's Hertogenbosch, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene bijdrage omtrent dien Tulpenhandel zoude leveren. Wij hebben toen ons onderzoek gestaakt en de pen neêrgelegd, vertrouwende dat spoedig het licht zoude opgaan over eene gebeurtenis, ons alles behalve duidelijk, en tot hiertoe onverklaard gebleven. Niet in de gelegenheid zelf ter gemelde vergadering te verschijnen, zagen wij met belangstelling uit naar hetgeen de dagbladen voorloopig omtrent die verhandeling zouden mededeelen, om later meer van nabij met het stuk zelf bekend te worden. Toen evenwel de couranten melding maakten van eene zeer geestige verhandeling, werd ons vertrouwen op den goeden uitslag van het onderzoek van den Heer Tydeman reeds eenigermate geschokt, omdat het onderwerp naar onze zienswijze meer eene grondige dan eene geestige behandeling vorderdeGa naar voetnoot1. Want grondigheid en geestigheid ontmoeten elkander slechts zelden, omdat de laatste van talent getuigt en eene levendigheid van gemoed verraadt, die van geduld en kalm onderzoek slechts noode weten wil. Bovendien heeft elk onderzoek iets dors en iets droogs, en het is eenmaal gezegd: ‘wat dor is, moet droog blijven’Ga naar voetnoot2. Aan het streng historisch onderzoek voegt niet het romanesk of belletristisch kleed. Wat nu de verhandeling zelve betreft, het zou onbillijk zijn voorbij te zien, dat het stuk oorspronkelijk niet voor den druk bestemd was, en dat het opschrift den bescheiden titel heeft: Iets over den Tulpenhandel. Maar het licht over deze gebeurtenis is er in allen geval niet door ontstoken, en ook de Heer Tydeman heeft, gelijk zoo menig voorganger, schipbreuk geleden. Ook wij zullen wel gelijk lot ondergaan omdat ook hier nog veel in het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duister wordt gelaten, maar wij zetten met voorbedachten rade ons vaartuig op strand, in de hoop dat door en door kundige varensgasten ons zullen te hulp komen. Met dat vooruitzicht aanvaarden wij eene vrij lastige taak.
In de eerste plaats welke zijn de bronnen voor deze gebeurtenis? Het antwoord op deze vraag is zeer gemakkelijk, wanneer men namelijk de vraag aldus stelt: welke is de bron waaruit zoowel tijdgenoot als nakomeling blijkbaar hebben geput? Deze is, gelijk de Heer Frederik Muller in zijne Bibliotheek van Nederlandsche Pamfletten, 1ste deel, No. 2622, reeds heeft opgeteekend, het drietal zoogenaamde pamfletten, getiteld: Samen-spraeck, tusschen Waermondt ende Gaergoedt, nopende de opkomste ende ondergangh van Flora. Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, Boeck-drucker, woonende in de Groote Hout-straet, in de Vergulde Parsze. Anno 1637. Met eene tulp tot vignet. 24 blz. klein 4o. Dit keurig en niet hoog genoeg te waarderen drietal, waarvan echter tot hiertoe een zeer onvoldoend gebruik is gemaakt, is ongeveer honderd jaren later, in 1734, toen eene soortgelijke gebeurtenis als met de tulpen, met de hyacinten plaats greep, waarover later, in 12o herdrukt, onder den titel: De drie t' Zamenspraeken tusschen Waermondt en Gaergoedt, ver de Op- en Ondergangh van Flora; als mede Floraes Zotte-Bol- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
len, Troost-brief, en een Register der tegenwoordige meest geächte Hyacinten, met der zelver Prysen. Verçiert met een curieuse Prent. Deze tweden Druck vermeerdert en van veele fauten gezuyvert. Tot Haerlem, gedruckt by Johannes Marshoorn, Boeckdrucker op de Marckt. Anno 1734. Straks komen wij nog op deze uitgave en op haren inhoud terug; eerst evenwel moet vermeld worden, dat er behalve dit drietal nog eenige andere pamfletten bestaan, ons voor 't meerendeel alleen bekend uit de reeds aangehaalde Bibliotheek van Nederlandsche Pamfletten, onder No. 2577, 2618, 2619, 2620, 2621 en 2625, en waarvan de titels aldus luiden: Clare ontdeckingh der dwaesheydt, der ghener die haer tegenwoordigh laten noemen Floristen. Gestelt in forme van t' samensprekinge tusschen de Bloemen ende Flora, d' eene haer klachten doende, ende d' ander antwoordende. Met annotatien op de kant tot verclaringhe van 't gene sy te samen handelen. Tot Hoorn, voor Zacharias Cornelisz., Boeckverkooper op de Nieuwestraet in den Liesveltschen Bybel. Anno 1636. Met een vignet, voorstellende een gouden kalf op een altaar, met de woorden: ‘Tcalf. is. aangebeden. Exodi. 32.’ Achterop staat: Tot Hoorn, Ghedruckt by Isaac Willemsz., Boeckdrucker op 't Noordt in 't Schrijf-boeck, Anno 1636. 16 blz. klein 4o. Dit stuk is niet geheel van belang ontbloot wegens die ‘annotatien.’ Het stuk zelf is op rijm. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't witte velt voor Wapen voert. Anno 1637. 8 blz. klein 4o. Het is een schimpdicht op den tulpenhandel van eenen Pieter Jansz. van Campen. Wat nu betreft den herdruk van de drie t'Zamenspraeken tusschen Waermondt en Gaergoedt van 1734, waarop reeds is gewezen, daaromtrent verdient vermelding, dat de ons daarvan bekend geworden exemplaren niet geheel eenstemmig zijn. Zoo heeft het exemplaar van de Koninklijke Biblotheek te 's Gravenhage eene titelprent van F. Bleyswyk, voorstellende Flora, die men mist in dat van de Bibliotheek van de Maatschappij der Nederl. Letterk. te Leyden, welk exemplaar echter ten slotte nog iets meer bevat dan het eerstvermelde. Maar de geheele uitgave van 1734, is eigenlijk niets anders dan een herdruk eener oorspron- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kelijke uitgave in 12o, waarvan onder anderen een exemplaar aanwezig is op de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage, en waarin op den titel van de drie t' Zamenspraeken en den Troost-brief staat te lezen: ‘Tot Amstelredam, voor Cornelis Danckaertsz. Boeck, Caert ende Konst-verkooper, in de Calver-straet, Anno 1643.’ Op Floraes Sotte-Bollen staat daarin evenmin als in de uitgave van 1734 de uitgever vermeld, terwijl deze eerste uitgave eindigt met de Lijste van eenige Tulpaen enz., want hetgeen verder in de uitgave van 1734 volgt is blijkbaar toen bijgewerkt, of slaat op de destijds heerschende Hyacinten-furie. In het voor ons liggend exemplaar van dien herdruk van 1734, en toebehoorende aan de Bibliotheek van de Maatschappij der Nederl. Letterk. komen, na de reeds herhaaldelijk vermelde drie t' Zamenspraeken, de volgende stukken, meerendeels gelegenheids-gedichten, voor: Floraes Sotte-Bollen: afgemaelt in Dichten en Sangen, door verscheyde Autheuren. Alles na de oprechte Copye gedruckt. Met eene tulp tot vignet. In deze verzameling van gelegenheids-geschriften treft men aan: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doch de plaat eenigszins nader, en wel ongeveer aldus verklaart: De Floristen, gelijk zij genoemd werden die zich met de bloemenhandel afgaven, houden eene comparitie in eene met bellen versierde Zotskap waar eene vlag uithangt, waarop twee narren staan en daaronder de woorden: ‘In de 2 sottebolen’; op de comparitie nu worden de bollen op de fijnste schalen gewogen en de waarde er van berekend; buiten komt Flora op een' ezel aangereden gegeesseld door eene teleurgestelde menigte, terwijl eenige tuinlui de tulpen en bollen inpakken en naar den mesthoop kruijen of dragen en daarop uitstorten. Een Florist, die alles bij den handel heeft verloren, ziet dit tooneel treurende aan, even als een waard, die echter om het geval lagcht, daar hij er gelijk alle herbergiers, het best bij is gevaren. Daarnaast zit de Duivel - volgens den Heer Tydeman, de Dood - met al de koop- en verkoopbriefjes der Floristen aan een snoer, waaraan ook alweer de zotskap hangt, en verder met een zandlooper in de hand, als of hij zeggen wil: de tijd is voorbij. Een huis op eene hooge rots dekt eindelijk den achtergrond. Of nu de ‘bloemhandelinge’ naar deze plaat: ‘de Cap’ is genoemd, of omgekeerd, is ons niet duidelijk. Zeker is het dat van hem, die in dien handel betrokken was, gezegd werd: ‘Hy is al in de Cap’Ga naar voetnoot1. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Korte aenwijsingh van de Blomme te Saron, ende een Roose in 't dal, die voor de rechtsinnige Christenen een onwaerdeerlijcke Gulden Roose is: anders genaemt de Roose van JerichoGa naar voetnoot1, welcke den Paus Urbanus, de vijfde van die name, Anno 1362, wilde nabootsen: maeckende een Wet, dat alle Jaren op den Sondagh Letarae, een gewijde Roose soude wech geschoncken worden, aen de groote Heeren, welcke Roose men oock de Roose van Jericho noemde, ende is namaels verandert in een Gulden Roose. Vraeght gy de waeromme, soo is het antwoordt, om dat hy veel ander Gouden Roosen daer voor soude krijgen, voor hem ende sijn nasaeten in den Stoel Petri, etc. Voorgestelt tot stichtinge van alle Christ-gelovige Zielen. Op de Wijse: O! nacht, jaloersche nacht. Ofte: O Heere, gy staet al in mijnen Sinne, etc. Onderteekend: ‘H. Hofman.’ Op rijm, met beroep op een' schat van bijbelplaatsen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schoon niet volledig, bij Johann Beckmann, Beyträge zur Geschichte der Erfindungen, deel 1, blz. 230; bij Le Long, Kooph. van Amsterdam, 10de druk, deel 3, blz. 4; en door P.W. Lothes, Bloemen en bloemenhandel enz. in Tijdschr. V.D. Monde, deel 6, blz. 104. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27. Troost voor de gescheurde Broederschap der Rouw-dragende Kap-Broertjes, ofte Floraes Staet-Jonckers. Stemme: Hoe legh ick hier in dees ellende, etc. Onderteekend: L.N.R. - Gedeeltelijk overgenomen door den heer Tydeman, bl. 10. Blijkens de herhaalde vermelding, zie No. 7, 10, 15, schijnt dat: Hoe legh ick hier in dees ellende, etc. een geliefkoosde deun uit dien tijd te zijn geweest. De opsomming dezer onderscheidene, meerendeels platte en onkiesche gelegenheidsstukjes, die oorspronkelijk stellig ieder op zich zelf, en waarschijnlijk wel in plano, verschenen zijn, maar in allen geval onbruikbaar zijn ter verklaring of toelichting van het feit, doet zien niet alleen hoeveel beweging de zaak heeft gemaakt, maar ook dat destijds reeds de tijdsomstandigheden aan de pers werk genoeg verschaften. Nu volgen in de verzameling de reeds kortelijk vermelde: Troost-Brief aen alle Bedroefde Bloemmisten, die treuren over 't sterven of 't overlijden van Flora, Goddinne der Floristen. Met eene tulp tot vignet. - Deze brief onderteekend: J.H.M., verrijkt met tal van bijbelsche aanhalingen, heeft ook al weer weinig belangrijks. Hier eindigt, gelijk reeds is gezegd, de oorspronkelijke | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgave, doch in den herdruk van 1734, vindt men bovendien: Nog eenige gevallen, als welklinkende Bellen, tot de Zotskap der Bloemisten. - Het bevat slechts eene aanhaling uit P. Scriverius Oud Batavien, en eenige andere uit A. Muntings Oeffening der Planten. Ten slotte vindt men in het voor ons liggend exemplaar, in tegenstelling met dat der Koninklijke Bibliotheek, een' herdruk van het reeds boven uitvoerig vermelde pamflet: Clare ontdeckingh der dwaesheydt, enz. Gedruckt na de oprechte Copye 1636. Tot Haerlem, Gedruckt by Johannes Marshoorn, Boeckdrucker op de Marckt. Anno 1734. Met eene tulp tot vignet. Nog wijzen wij op hetgeen onlangs in den Navorscher, September 1866, No. 9, bl. 259 is medegedeeld, en waarvan welligt bij een nader onderzoek gebruik zoude zijn te maken. ‘Bij de familie van wijlen Jonkhr. Beeldsnijder te Utrecht, berust eene verzameling van alle uitgekomene gedrukte stukken, betrekkelijk den vermaarden Tulpenhandel in den jare 1636-1637; zoowel spotprenten als spotschriften, in een woord alles, wat daartoe betrekking heeft. Achter deze verzameling vindt men een perkament met eene afbeelding der schoonste tulpen, naar de natuur geteekend door J. Marel.’ Verder wordt dan nog vermeld eene prent: Flora's Mallewagen. Zoo vindt men ook in den Catalogus van den Historischen Atlas van Mr. C.H. Kuhn, Amst. F. Muller, 1866, bl. 28, No. 559: ‘Ne sutor ultra crepidam, ofte Floraes Windt-Waghen, verg. met haer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sotte ‘Kinderen seylende uyt Hollant naer Calis.’ Vele personen rijden in een zeilwagen, waarachter vele personen. In de 4 hoeken eenige kleine pl. Met Holl. vers. Zond. naam v. grav. fol. Fraai en zeer zeldz.’ Hetgeen tot hiertoe is gezegd omtrent de bronnen voor de geschiedenis van den tulpenhandel, moge voor het meerendeel bekend zijn aan hem, die op de hoogte is van hetgeen er al zoo over deze gebeurtenis is in het licht verschenen; voor hen evenwel die daarmede niet bekend zijn moet zulks eenige waarde hebben, te meer daar de overige bronnen, de geschriften van tijdgenoot en nakomeling, allen zonder onderscheid de sporen dragen uitsluitend deze hoofdbron te hebben geraadpleegd. Sla b.v. Lieuwe van Aitzema's Saken van Staet en Oorlog, 4o. Deel 4, boek 17, bl. 663 op, en ge vindt er niets anders dan wat ook in de Eerste en Derde t'Samen-spraeck tusschen Waermondt ende Gaergoedt uitvoerig wordt medegedeeld, ofschoon hetgeen in ons oog het belangrijkste is, de wijze namelijk waarop de handel gedreven werd, door dien schrijver met stilzwijgen wordt voorbij gegaan. Toch moet men zich niet al te sterk verwonderen over die soberheid in berigten bij den gemelden tijdgenoot; immers toen hij schreef stond de zaak iedereen nog levendig voor den geest, en voor de nakomelingschap te zorgen is iets waaraan een tijdgenoot slechts zelden denkt. Deze opmerking geldt ook voor de volgende schrijvers. - Dirk Schrevel, de Oud-Rector van Haarlem, draagt in zijn Harlemias of Eerste Stichting der stad HaarlemGa naar voetnoot1 wel de sporen van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenige meerdere oorspronkelijkheid te bezitten, maar in den tweeden druk van dit werk van het jaar 1754, boek 3, bl. 208-214, vindt men niet alleen de plaat Floraes Gecks-Kap, maar ook eene aanteekening, die alweder de ondubbelzinnigste sporen draagt, dat de uitgever daarbij de drie t'Zamenspraeken heeft gebruikt. Maar kon dit ook wel anders? Want die uitgever-vermeerderaar was niemand anders dan Joannes Marshoorn, die reeds twintig jaren vroeger de herdruk dier t'Zamenspraeken en andere stukken had bezorgd. - De geleerde Groninger Botanist Abraham Munting, geboren in 1626 en overleden in 1683, bragt den tulpenhandel in zijne Waare Oeffening der Planten, 2e druk, bl. 635-641, waar hij over de tulpen handelt, uitvoerig ter sprake, maar hij had de gebeurtenis slechts in zijne prille jeugd en op verren afstand beleefd; van daar dat ook hij wel een ruim, ofschoon toch nog niet voldoende gebruik der drie t'Zamenspraeken heeft gemaakt, en slechts enkele oorspronkelijke berigten heeft. Door velen is dit voorbij gezien, en bij gevolg aan Munting toegeschreven wat deze alleen uit de t'Zamenspraeken wist. En hiermede laten wij de tijdgenooten en nakomelingen, zoo vele - en dit aantal is legio - er over den Tulpenhandel geschreven of het feit vermeld hebben, voor 't geen zij zijn - compilateurs en naschrijvers. Een Duitscher echter, een vreemdeling derhalve, maakt, voor zoo verre ons bekend is, daarop alleen eene gunstige uitzondering, en het is A.F. Lüder, in zijne Geschichte des Holl. Handels, bl. 181, aant. - de Hoogduitsche bewerking van Luzac's Hollands Rijkdom - die dit, echter niet zonder eenige ingenomenheid, in herinnering heeft gebragt. Die Duitscher nu is de Göttinger Hoogleeraar Johann Beckmann, die in 1786 te Leipzig Beyträge zur Geschichte der | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Erfindungen uitgaf. In het 1e deel, 2e stuk, No. 4, bl. 223, vindt men eene uitvoerige verhandeling over de Tulpen, waarin ook een zelfstandig onderzoek wordt gedaan naar de zoogenaamde TulipomanieGa naar voetnoot1. Teregt zegt deze schrijver, bl. 228: ‘Erzählt ist dieser Handel von vielen, aber wenigstens von allen neuern ist er unrichtig vorgestellet worden’; maar, mag men zich al verheugen over de meerdere oorspronkelijkheid van deze studie, volledig is zij niet, want ook hier gelijk overal elders ontbreekt de uiteenzetting van de wijze waarop de handel gedreven werd, niettegenstaande dit, zij 't al niet duidelijk en helder, dan toch met vele woorden in de t'Zamenspraeken te lezen staat. De reden van dit stilzwijgen over hetgeen in ons oog de hoofdzaak is, is echter gemakkelijk aan te wijzen; ze ligt in de duisterheid der bewoordingen waarin die mededeeling is vervat. Wat overigens Beckmann's studie boven vele anderen voor heeft is zijne opgave van bronnen, bl. 229, aant. welke wij hier in haar geheel laten volgen, omdat de meeste ons onbekend bleven: ‘Eerste tzamenspraak tusschen Waermondt en Gaargoed nopens de opkomst en ondergang van Flora. Amsterdam 1643. 12.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Tenzel monatliche Unterredungen, 1690 Novemb. S. 1039.’ Eindelijk zal het wel geen vermelding behoeven, dat de slotsom onzer bronnenstudie deze is: dat de drie t'Zamenspraeken tusschen Waermondt en Gaergoedt bijna uitsluitend de bronnen zijn waaruit men voor de geschiedenis van den Tulpenhandel putten moet. Dit blijkt bovendien nog duidelijk uit de ‘Na-reden’ die Adriaen Roman, de oorspronkelijke uitgever dier stukken, daaraan heeft toegevoegd, en waarin hij zegt: ‘D'eerste samen-spraek verhandelt 't leven der Floristen, terwijl sy in haer fleur van Koopen en Verkoopen zijn, en hoe 't daer mede toe gaet; een Register van Bloemen; de subite Val; hoe, ende waer door.’ Moge nu de vorm aan deze stukken den naam van pamfletten hebben geschonken, de inhoud bewijst genoeg dat men met geschiedkundige gedenkstukken te doen heeft. En dat ze vertrouwen verdienen mogen de woorden bewijzen die de onbekende schrijver vóór de derde t'Samen-Spraeck ‘Tot den Leser’ rigt. ‘Den Autheur van de Twee voorgaende Boecxkens, - heeft niet anders | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
willen stellen. 't gene tot sijn Materie was dienende, dan 't gene hy van geloofwaerdige, ofte selfs ondervondene Luyden, gehoort ende gesien hadden; soo doet hy ook hier in het Derde, -. De andere dingen, soo hy daer in te ruym gaet, bidt hy, hem ten goede te willen houden, alsoo sijn oogmerck niet en is iemant daer inne te beschimpen: maer de dwase inbeeldinge van veele Menschen in dese tijden aen te wijsen.’
Reeds bij den aanvang van ons onderzoek stuiten wij op eene zwarigheid, die niet mag worden voorbij gezien; wij missen namelijk de geringste botanische kennis. En al laten wij ons niet in met het uitvoerig beantwoorden van de vraag welk land aan de tulp het aanzijn schonk, of welke haar naamsoorsprong zijGa naar voetnoot1, meerdere bekendheid met deze bloem en hare wording ware toch wenschelijk, omdat wij hier te doen hebben met de verklaring van een maatschappelijk feit, dat geenszins in de lucht hangt, maar wel degelijk zijn grond vindt niet alleen in andere maatschappelijke verschijnselen, maar ook in de natuur en het wezen van de tulp. Want is het waar, iets hetgeen wij niet kunnen beoordeelen, dat er slechts weinige planten bestaan, die, gelijk de tulp, onder zekere voorwaarden zoo tallooze kleuren en teekeningen aanbieden, dan is voor een deel reeds het verschijnsel verklaard, dat juist deze bloem, in onze streken inheemsch geworden, éénmaal het voorwerp heeft kunnen zijn waaraan eene buitengewone waarde werd toegekend. Die verscheiden- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heid en meer of mindere zeldzaamheid van kleur en teekening was dan haar maatstaf. En dat de tulp oorspronkelijk aan de behoefte tot praalzucht bij den mensch heeft moeten voldoen, en als zoodanig groote waarde had, daarvan meenen wij de sporen te hebben ontdekt. Beckmann, a.w. bl. 226, toch berigt dat Conr. Gesner, de Linnaeus der 16e eeuw, de tulp voor het eerst aantrof te Augsburg in den tuin van den Raadsheer Johan Heinrich Herwart. De bollen waren volgens sommigen uit Konstantinopel, volgens anderen uit Cappadociën en misschien nog verder gekomen. Dit evenwel doet minder ter zake. Maar wat de hoofdzaak is, de tulp was toen blijkbaar eene zeer zeldzame en dus kostbare bloem. Dat was in April 1559. Omstreeks denzelfden tijd, heet het, kwamen de tulpen in Nederland. Augerius Gislenius, toch, Heer van Busbecq, geboren te Commines in Fransch-Vlaanderen ten jare 1522 en overleden te Sint Germain bij Rouaan den 28sten October 1592, bezocht als gezant van Keizer Frederik I bij Soliman II, vele streken van Azië, en deze was het, die gelijk in den Navorscher van 1862, bl. 301, is beweerd, de tulpen uit Perzië naar Nederland overbragt. Wat hiervan ook zij, de eerste tulp die te Amsterdam te zien was stond, tot groote verbazing van alle bloemisten, bij den Apotheker Walich ZieuwertszGa naar voetnoot1. Maar het was eerst Carolus ClusiusGa naar voetnoot2 die meerdere bekendheid aan deze bloem wist | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te geven, gelijk blijkt uit de woorden van Schrevel, a.w. bl. 209, ‘My gedenkt noch heel wel, hoe dat Carolus Clusius, van Atrecht, Botanicus, dat is, zeer ervaaren in kennisse van alle Kruiden, heeft hier te lande van de Tulpen begonnen veel te houden, dezelve te queeken en te zaaijen geheel Nederland door; waar door andere Bloemen terstond quamen in kleinachting.’ Onze Clusius echter was zeer duur met zijne tulpen, en daarom achtten dieven het wel de moeite waard ze hem 's nachts afhandig te maken; van toen af, zegt Wassenaer, kwam er meerdere aanplanting; en, kende men in haar vaderland slechts twee kleuren, geel en rood, van deze bloem, de overplanting en goede verzorging riepen nu de verscheidenheid van kleuren in 't leven. En nu kwam er dan ook langzamerhand liefhebberij voor die nieuwe bloemen; men betaalde ze duur, ja naar sommiger oordeel veel te duur. Vrij duidelijk blijkt dit uit Roemer Visschers Zinnepoppen. In de 4de van het 1ste schok heeft hij het op hen geladen die aan horens en schelpen hun geld besteden. In de 5de waarboven staat: ‘Een dwaes en sijn gelt sijn haest gescheyden,’ zegt hij het volgende: ‘Dese Sinne-pop is de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorgaende niet seer ongelijck, als spruytende uyt een selve reden, daerom sal in 't voorgaende genoegh geseyt zijn; want een vreemt hoornken of nieuw bloemken, 't is niet dan tuylery: maer de hoorn-sotten behoeven soo groote spilpenningen of hoven niet te koopen en onderhouden als de Bloemisten.’ Het plaatje nu waarbij dit bijschrift behoortGa naar voetnoot1 stelt voor twee tulpen en twee tulpenbollen. Daaronder staat: De lust kost seker veel. Dees tuylige bloemisten,
Om een soo teeder waer, hun herde geldt verquistenGa naar voetnoot2.
Dat was lang vóór 1620, toen die beroemde Amsterdamsche koopman stierf. En nu vinden wij in een berigt van de maand April 1623 van den ‘Amsteldammer Medicijn’ Nicolaes à Wassenaer alweder de sporen dat de tulp toen nog voor de liefhebbers eene zeldzaamheid en niet dan voor zeer veel geld verkrijgbaar was. Na de opmerking dat het vooral de sanguinei zijn die van bloemen houden, en vooral van de tulpen, waarin dat jaar groote verscheidenheid was, zegt de Amsterdamsche doctor ongeveer het volgendeGa naar voetnoot3: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Binnen de heerlijkheid Heemstede, zijnde een van de aangenaamste plaetsen van Holland, waarvan Doctor Adriaan Pauw, Pensionaris van AmsterdamGa naar voetnoot1 nu de possessie en titel voert, heb ik gezien een hof vol met vele verscheiden tulpen, in midden van dien was een cabinet rondom met glazen, waarin alle bloemen haar reflexie zoo sierlijk wierpen, dat het scheen een koninklijke stoel te zijn. Onder vele kostbare van deze bloemen, waaronder met de namen Laprock, Coornhert, Zwitser, is een om zijn schoonheid Semper Augustus geheeten, dit jaar de voornaamste geweest, de kleur is wit met lak rood, uit den blaauwen grond, tot boven toe eenparig gevlamd. Geen tulp was ooit meer in achting; men heeft er een voor 1000 Gld. verkocht, en nog was de verkooper, zoo als hij zeide, bekocht, bemerkende in het openen, dat hij twee bulten had, die 't volgende jaar twee loten beloven, en zoo was hij 2000 Gld. bekocht; de afset selfs zijn de renten die zij geven, onbeschadigd het Kapitaal. Men heeft gezien dat voor 10 bollen 12000 Gld. geboden zijn, en 't viel nog geen koop. Een bol van 60 Gld. heeft door zijn saijelingen in korten tijd 20 pct. avance gegeven, het stuk op cen schelling gerekend, dat is het Oraculum: Miscendum est utile dulci. Onder de bloemen nu was een Hyacinthus stellatus Martius, die in sommige tuinen een maand vroeger dan anders kwam; vele zagen daarin een praesagium van een voorspoedig jaar. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laspeyres schijnt in dit berigt de eerste sporen te hebben gevonden van den dollen windhandel van 12 jaren later. Naar onze meening is daarvan bij Wassenaer hoegenaamd geen sprake, en heeft deze schrijver niets anders willen zeggen, dan dat toen nog de tulp eene zeldzame bloem was, waarvoor de liefhebbers veel, ja voor dien tijd onnoemlijk veel geld over hadden. Dit blijkt bovendien nog uit hetgeen Wassenaer verder zegt. In 1624 toch bestonden er volgens hem van de reeds vermelde en later zoo beroemd geworden Semper Augustus slechts 12 stuks, die voor ƒ 1200 het stuk te koop waren. Die Augustus, zeide men, was uit ‘Walschlant’ naar Holland overgebragt, doch in Vlaanderen en Brabant, waar eenige liefhebbers ze gingen zoeken, was ze niet te vinden. In het volgende jaar, 1625, meldt Wassenaer eindelijk, kende men reeds verscheidene tulpen van prachtige kleuren vooral onder de Lacken, waaronder de Augustus behoorde; voor 2 van die soort werd ƒ 3000 geboden, doch daarvoor niet gegeven. Met het berigt nu van Wassenaer brengen wij in verband de mededeeling van Abraham Munting a.w. blz. 640Ga naar voetnoot1, volgens wiens meening de tulpenhandel zijn oorsprong vond in het geen men kort te voren en omstreeks dienzelfden tijd te Parijs zag gebeuren. Het schijnt namelijk destijds in de hoogere kringen aldaar de gewoonte te zijn geweest om honderde, ja duizende guldens te besteden voor tulpen, al naar mate de kleur meer of minder voortreffelijk was, en die als kostbare kleinooden aan de dames, maitressen en anderen, aan te bieden, die ze dan op de linkerborst, even als de schoonste diamant of parel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vasthechtten. Deze mode zou zoo lang geduurd hebben als de tulpenhandel hier te lande gedreven werd, waarna ze van zelve te niet gingGa naar voetnoot1. Alzoo dan vinden wij omstreeks den tijd toen de tulp het voorwerp werd van eenen dollen windhandel die bloem nog schaars voorhanden, althans de regte liefhebbers gaven voor de beste soorten nog kapitale prijzen, en aan den anderen kant, zien wij als een onmiddelijk gevolg dier schaarschheid, de tulp als voorwerp van praal en uiterlijken tooi in het maatschappelijk verkeer te voorschijn tredenGa naar voetnoot2. En nu zegge men niet: wat was dat dwaas en ongerijmd! De tulp verving daarbij den diamant en ander edelgesteente, dat nu eenmaal de eigenschap heeft gekregen om de bij den mensch bestaande behoefte aan praalzucht te vervullen, en ze had dus werkelijk waarde. Slechts één ding, hoe voornaam ook, zag men daarbij over het hoofd, namelijk dit, dat al bleef ook de zucht en de behoefte tot pralen op die bloem gevestigd, de prijs er van, d.i. de waarde in geld uitgedrukt, noodwendig dalen moest, omdat, daar de tulp voor meerdere voortbrenging vatbaar is, langzamerhand de ruimere vraag | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar dat artikel gemakkelijker zou zijn te voldoen, dan bij het onvruchtbaar edelgesteente. En daarin lag het eenige maar ook groote verschil tusschen de tulp en den diamant als voorwerp van liefhebberij, weelde of praal. Met opzet vestigen wij de aandacht op dit punt, omdat naar onze meening voor de oorzaken van den handel in tulpen niet alleen eene zeer natuurlijke verklaring moet, maar ook zal kunnen gegeven worden, en dat praalzucht daarbij het eerst in aanmerking schijnt te komen. Uitgegaan van de hoogere standen bereikte ze langzamerhand ook de lagere, want het: ‘Van den regen in de hoogte valt beneden ook een drop’ moge gezegd worden van den gunstigen invloed, die het goede voorbeeld der aanzienlijken heeft op den minderen man, van den hagel kan hetzelfde, maar in min goeden zin, worden getuigd. Mogt al de hier geuite meening juist zijn, dat liefhebberij en praalzucht de eerste aanleiding werden tot den dollen windhandel in tulpen, daarmede alleen is de vraag nog niet opgelost, hoe eene nietige bloem zoo de algemeene aandacht tot zich trekken kon. Nog eene andere oorzaak kwam daarbij in het spel. Toen namelijk de tulp eenmaal een voorwerp was geworden, waaraan iedereen, om welke reden ook, behoefte gevoelde, was niets natuurlijker dan dat velen, uitgelokt door de groote winsten, die sommigen met den nieuwen tak van bedrijf wisten te behalen, dit voorbeeld trachtten na te volgen. Let men verder op den maatschappelijken toestand van ons vaderland in die dagen, dan wordt de zaak nog duidelijker. De eerste helft der 17e eeuw toch kenmerkte zich door eene ontwikkeling, ‘die bijna ongeloofelijk moet voorkomen aan de negentiende eeuw, die zich zelve meestal den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorrang toekent boven alle eeuwen in snelle ontwikkeling’Ga naar voetnoot1. Die ontwikkeling was meerendeels het gevolg van den Oost-Indisehen handel en vele droogmakerijen, maar de aanzienlijke winsten die daarmede werden behaald, werden grootendeels alleen genoten door de kooplieden en de ondernemers of kapitalisten van die dagen. Den minderen man ging het er niet beter om. Was het dan wonder dat, toen de gelegenheid zich ongeroepen voordeed, de handwerksman zijn dagelijksch beroep vaarwel zeide, en zich op een tak van bedrijf ging toeleggen die zulke gunstige uitkomsten scheen te belovenGa naar voetnoot2. Bovendien kenmerkte deze tijd zich nog bij alle standen door eene zucht naar het avontuurlijke, een overblijfsel uit de zoogenaamde middeneeuwen, die allerlei gewaagde, geoorloofde en ongeoorloofde wegen deed inslaan om spoedig rijk te worden, waartoe ook het aangaan van groote weddenschappen behoorde, die sommigen gelukten, maar anderen bitter teleurstelden. Het avontuurlijk jagen naar winst, en de zucht om op gemakkelijke wijze en zonder inspanning rijk te worden, dat aan de eerste helft der 17e eeuw bijzonder eigen moet zijn geweestGa naar voetnoot3, verklaart naar ons inzien het feit bijna geheel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar verklaart de maatschappelijke toestand van ons vaderland in dien tijd zeer duidelijk hoe het mogelijk was dat juist in die dagen de gebeurtenis plaats greep, waarvan wij thans gaan spreken, de staatkundige toestand van de Republiek destijds mag daarbij niet worden vergeten, want ook deze heeft ongetwijfeld daartoe bijgedragen. Immers, wel werd de krijg tegen Spanje nog altijd voortgezet, maar het was juist de tijd toen ‘het bondgenootschap met Frankrijk, in verband met de ontwikkeling van eigene kracht, den vrede voorbereidde, waarbij de onafhankelijkheid van het magtig geworden Gemeenebest plegtig en algemeen werd erkend’Ga naar voetnoot1. ‘Bijna geene krijgsbedrijven van eenig gewigt’ vielen er omstreeks dezen tijd voor, en de aandacht der menigte werd dus niet afgeleid van eigen zaken. Wanneer wij dan hier het bovenvermelde kortelijk zamentrekken, dan vinden wij de volgende maatschappelijke verschijnselen ter verklaring van den bekenden Tulpenhandel. Langzamerhand wordt de tulp van eene zeldzeldzaam voorkomende bloem een voorwerp, waarvan het bezit om zijne zeldzaamheid voor liefhebberij en uiterlijken tooi of praal zeer begeerig wordt geacht, om verder dientengevolge een handelsartikel te worden, dat veel gevraagd groote winsten oplevert, die rijk en arm | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verlokken om aan dien handel deel te nemen, tot dat overproductie, hoog opgevoerde speculatie en dientengevolge windhandel en hazardspel de prijzen zoo gevoelig doen dalen, dat het iedereen meer of minder gevoelig herinnert dat het goudland niet in de bollen zit, en dat het duidelijk blijkt, hoe wel is waar enkelen voordeelcn hebben behaald, maar dat het nationaal vermogen er niet bij gewonnen heeft.
Maar, even als de oorsprong aller dingen in het duister ligt, even zoo is het moeijelijk aan te wijzen welk tijdstip het aanvangspunt is van den zoogenaamden Tulpenhandel. Stellig moet dit niet hooger worden gezocht dan in den loop van 1634. Wel verwijt Trotz in zijn Jus agrarium, Tom. II, pag. 443, aan Schoock, Belg. foederat. lib. VIII, Cap. 9 (8?), die het tijdstip op ‘ante annos non ita multos (maxime 1635)’ stelt, dat hij in zijne berekening mis is, omdat alle overige schrijvers, en met name Aitzema, de gebeurtenis tot het jaar 1636 en het begin van 1637 terugbrengen, maar daar tegenover staat dat Munting wel degelijk van 1634-1637 spreekt. Dit staat evenwel vast dat de Tulpenhandel merkwaardig zamenvalt met de vreeselijke ziekte, die tusschen October 1635 en Julij 1637 zoo vele duizenden, vooral te Amsterdam, te Haarlem en te Leyden ten grave sleepteGa naar voetnoot1.
Onmogelijk is het om de opkomst en voortgang van den Tulpenhandel in bijzonderheden na te gaan, want de bronnen zwijgen er van, waarschijnlijk wel om reden dat de tijdgenoot het zelf niet wist na te sporen, en wij moeten ons tevreden stellen met de aanwijzing der oorza- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken, gelijk boven reeds is geschied. En toch mogen wij niet met stilzwijgen het antwoord voorbijgaan, dat Gaergoedt in de Tweede T'Samen-spraeck, blz. 48, geeft op de vraag van Waermondt: ‘Maer seght my eens, hoe zijt gy eerst toch aen dees Bloemkoopery gekomen?’ ‘Ick sal u dat wel seggen,’ dus luidt dat antwoord. ‘Ick placht so nu als dan, des avondts, met eenige Kameraden om een Potjen te gaen, so was 't eerst van Honden en Hanen dat wy plachten te tuytelenGa naar voetnoot1, daer na van Duyven, daer na is 't gekomen op de Kanary-vogelkens, ten lesten op de Bloemen, welck eerst een jaer twee ofte drie heel slappelijck voort gingen: maer nu dit jaer so sterck gedreven is, dat, nu ick by mijn selven kome, anders niet kan mercken, dan dat het een rasernye is geweest.’ Oogenschijnlijk vernietigen deze woorden onze meening, dat de eerste aanleiding tot de zaak heeft bestaan in de zeldzaamheid van het artikel en in de zucht om het zich aan te schaffen, 't zij tot opluistering der tuinen, 't zij tot versiering van het ligchaam. Maar dit is ook niet meer dan oogenschijnlijk. Want, hoe hoog wij ook de waarde stellen der drie t' Zamenspraeken tot verklaring en toelichting van deze gebeurtenis, deze stukken dragen toch te duidelijk de sporen de zaak te veel te behandelen met het oog op den burgerman; vol van burgermans denkbeelden willen zij kennelijk het ongerijmde in het licht stellen, dat de ambachtsman zich met die zaak inliet. En men vindt hiervan, naar onze meening, het bewijs in het geen Waermondt verder zegt. Het antwoord van Gaergoedt voldeed hem niet, en nu geeft hij als zijne eigene meening het volgende te kennen: ‘Ick kan anders | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet dencken, ofte het is des tijdts schult geweest. Siet, Godt de Heere heeft voorleden jaer dees Stadt besocht, veel Luyden zijn door de Peste gestorven, dat infectie ende quade Luchten gecauseert heeft, welck veel Luyden in het Hooft geslagen is: Ten anderen, was het jaer 1636. een schrickel-jaer, en dat noch meer is, Paesschen quam doen den 23 Maert, welck maer acht mael in 532 Jaer gebeurt, ende overmidts de veranderinge van de Oude in de Nieuwe stijl, nooyt voor desen geweest is, ende alle 532. maer eens op den 22 Maert, welck geweest is in 't Jaer 1598.’ Ziet welligt iemand in deze woorden niets anders dan de opgave van eene tweede meening die destijds in omloop was omtrent de oorzaak van een zoo vreemd verschijnsel, wij voor ons zijn dit denkbeeld niet toegedaan, en houden het er veeleer voor, dat de schrijver met deze mededeeling niets anders bedoeld heeft dan aan te wijzen, welke zonderlinge meeningen de volksklasse toen al zoo koesterde. Zulke denkbeelden omtrent de oorzaken van enkele gebeurtenissen mogen in onzen tijd gelukkig nog slechts hier of daar gevonden worden, ze pasten voorzeker geheel en al in het kader van denkbeelden bij den burgerman van die dagen. Bovendien wat alles afdoet is dit: aangenomen dat de oorzaak van het verschijnsel zoo eenvoudig is als Gaergoedt die opgeeft, en uitsluitend in speel- en dobbelzucht moet worden gezocht, dan blijft de vraag toch nog bestaan, waarom en hoe eene bloem, en wel juist de tulp, het voorwerp van handel en spel geworden is. ‘Gross ist die Thorheit der Menschen, aber ohne allen Grund pflegt sie nicht zu seyn’Ga naar voetnoot1. Met geschiedkundige berigten in de hand hebben wij gemeend die vraag te kunnen beantwoorden. Voor ons der- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
halve wijzen Gaergoedt's woorden op niets anders dan op de aanleiding, den weelderigen bodem van speel- en dobbelzucht, die er reeds bij de lagere volksklasse bestond, om de zaak welig te doen ontkiemen. Van soortgelijke aanleiding voor de hoogere standen wist Gaergoedt niets te vertellen. Hij was dan ook maar een burgerman.
En thans komen wij tot het belangrijkste deel van ons onderzoek, maar dat tevens vele vraagteekenen zal achterlaten. Wat greep er namelijk plaats toen de tijden van zeldzaamheid, werkelijke behoefte en reëlen handel plaats hadden gemaakt voor die van windhandel en hazardspel; m.a.w. hoe werd de handel in tulpen, toen hij langzamerhand was ontaard, gedreven? Gaergoedt nu geeft op die vraag aan Waermondt, die niet best begreep op welke wijze hij zijn ‘Cargasoentje’ tulpen kwijt kon raken, dat de ander hem voor wel een vijftig gulden goedkooper dan aan vreemden wilde bezorgen, het volgende antwoord (I. 5 en 6)Ga naar voetnoot1: ‘Gy sult gaen in een Herbergh, ick sou u wel eenige noemen, dan ick weet weynige ofte geen of daer zijn Collegien, daer zijnde, sult vragen of daer geen Floristen zijn, als gy dan op haer Kamer komt, ende om dat gy een Nieuw'ling zijt, sullen sommige wel quaeken als een Eendt, sommige sullen seggen, een nieuwe Hoer in 't Bordeel, ende soo voorts: maer daer moet gy u niet aen steuren, dat gaet daer mee deur, uw naem wordt op een Leye gestelt, nu soo gaen de Borden om, dat is, een ieder die in dit Collegie is moet de Borden geven, van boven aen die op de Leye staen, ende diese heeft, moet naer eenigh Goedt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vragen, uw Goedt meught gy niet veylen, al waert schoon oock dat gy daer mede verleegen waert: maer soo gy praet-wijse u het selve laet ontvallen, heeft daer iemandt gadinge in, het sal u wel haest af-gemijnt werden, of gy sult de Borden daer op krijgen, als nu de Borden daer op gegeven werden, soo kiest elck een Man, den kooper ende den verkooper, den verkooper gaet eerst by de Mannen, ende eyscht voor sijn Goedt, in maniere van spreken, soo 't Hondert waert is, hy eyscht twee Hondert, dan komt den kooper, ende als hy hoort den eysch, houdt hem heel qualijck, biedt soo veel te leegh als hy te hoogh heeft ge-eyscht, de Mannen vinden de waerdye, elck krijgt een schreefken op de Schijven, de Mannen spreken de prijs uyt, soo sy het na uw sin gevonden hebben, gy laet uw schreefken op uw Bordeken of Schijven staen, ende soo den kooper ende verkooper alle beyde de schreefkens hebben laten staen, is 't koop, soo ter contrarie alle beyde uytgewischt is, is 't af, soo oock een van beyden daer op laet staen, wordt alleene den genen aengeteeckent die uytgewischt heeft, ende dat soo veel als 't eerst by 't Collegie bestemt is, op sommige plaetsen is 't twee stuyvers, op andere drie, op andere vijf, ja ses stuyvers, ende oock soo 't koop is, soo geeft den kooper van de Gulden een halve stuyver, ende soo de koop Hondert ende twintigh Gulden of noch meerder bedraeght, drie Gulden, ja al waer 't een koopmanschap van Duysent Gulden ofte meerder.’ Wij moeten openlijk erkennen dat deze beschrijving ons allesbehalve helder is, en dat wij ook niet in staat zijn daaromtrent veel opheldering te geven. Wat het woord collegie betreft, waarvan in den aanvang gesproken wordt, doen wij opmerken dat Dr. Schotel onlangsGa naar voetnoot1 zijne mee- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ning uitgesproken heeft, dat de collegies of afzonderlijke vergaderingen van mannen en vrouwen, waaruit later de collegiekamer en het koffijhuis is ontstaan, en die oorspronkelijk in de herbergen gehouden werden, tijdens de Tulipomanie hier te lande zijn gestichtGa naar voetnoot1 Maar wat die borden of schijven aangaat, die omgingen en die men geven moest, daaromtrent kunnen wij ons geen helder denkbeeld vormen, ja, wij wagen zelfs geen gissingen. Wij betreuren het dat de andere ons bekende bronnen dit punt in 't geheel niet of slechts in 't voorbijgaan aanroeren; zoo vertelt Schrevel alleen dat het koopen en verkoopen in de herbergen geschiedde ten overstaan van een' Secretaris, die alles te boek zette, en dat men er zat ‘op hooge Stoelen als Raadsheeren, die gesteld waren over 't koopen en verkoopen van Bloemwaaren; die ook op hun manier Wetten maakten en braken na hun welgevallen.’ ‘Gelijk het in dergelijke gevallen echter altoos gaat’, voegt P.W. Lothes er bij, ‘ontstonden er weldra kwestien; hierom werden er makelaars, beunhazen en experten benoemd. Men maakte reglementen en tabellen en schreef contracten.’ Voor wij evenwel verder voortgaan met de uiteenzetting, op welke andere wijze de handel in tulpen ook nog gedreven werd, en de manier van boekhouden mededeelen, moeten wij eerst nog bij het volgende stilstaan. Men houde namelijk één ding wel in het oog, dat bij het koopen en verkoopen der tulpen en bollen, wel prijzen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werden bedongen, maar niet voldaan; zoowel de levering als de betaling zou later, gelijk het heette in den zomer, plaats vinden. Dit laat zich gemakkelijk begrijpen; want zoowel ouden als jongen van dagen, zoowel mannen als vrouwen, dochters en dienstmaagden, zoowel edellieden als boeren, briefdragers, schippers, voerlieden, turfdragers en schoorsteenvegers (I. 24)Ga naar voetnoot1, namen aan den handel deel, en slechts zeer enkelen konden over zooveel kapitaal beschikken, als voor het voldoen der gedane inkoopen vereischt werd. Aan zoo iets werd dan ook niet gedacht; van den een had men gekocht en aan den ander had men weêr verkocht, en de vereffening meende men zou later gemakkelijk volgen. En toch gingen er bij dien koop en verkoop kleinere sommen van hand tot hand, bekend onder den naam van wijnkoop of wijngeld, het geld waarom het eigenlijk een ieder, voorloopig althans, te doen was. Van waar die naam van wijnkoop? Vrij duidelijk wordt dit uiteengezet bij Trotz, Jus agrarium, deel 2, bl. 368, aant. Bij de noordelijke volken toch schijnt het een overoud gebruik geweest te zijn om plegtig aangegane beloften met een' dronk te bezegelen, een gebruik waarvan de beteekenis deze was, dat men hoopte dat zoodanige dronk de gezondheid, ja het leven bedreigen zou van hem, die zich niet aan zijne belofte hield. Van daar dat ook in lateren tijd nog bij koop en verkoop een' beker geledigd werd, welke dronk den naam van wijnkoop droeg. Waar de dronk door geld vervangen werd heette dit wijngeld, en was dat derhalve zooveel als een gods- of ordelpenning, waarmede de koop werd bezegeld. Dat wijngeld nu was ook bij den Tulpenhandel inge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voerd; reeds vonden wij er het bewijs van in hetgeen hierboven is medegedeeld. Men ‘dronk er toeback’Ga naar voetnoot1, bier en wijn voor; vuur en licht werd er van betaald, en men bedacht de armen en de meisjes, terwijl die wijnkoopen somtijds zooveel opbragten, dat Gaergoedt dan nog bovendien veel meer geld t'huis bragt, dan waarmede hij was uitgegaan, en dat alles na goed wijn, bier, tabak, gezoden, gebraden, visch, vleesch, ja hoenders en konijnen, en nog suikerbanket toe gebruikt te hebben. Derhalve een echte zwendelboel! waarmede men soms van den eenen morgen tot den anderen nacht drie of vier uur bezig was, ‘denkende dat de bloemen niet wel zouden opkomen, zoo ze niet ter deeg begoten werden.’ Gaergoedt voegt er nog bij dat de voordeelen, die de zaak hem buiten en behalve het reeds genoemde opleverde, bestonden in het maken van ‘wel ses ofte seven drietjens, want ick verhandelde omtrent te twaelf Duysent Guldens, de drietjens vielen als droppen Waters van de Rietdaecken als het geregent heeft’ (I. 6)Ga naar voetnoot2. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om goed te kunnen verstaan hetgeen er verder volgt, moet men weten dat de bollen, want daarin schuilde natuurlijk de eigenlijke waarde, oorspronkelijk stuksgewijze werden verkocht, maar dat later de gewoonte, beter gezegd de bespottelijke dwaasheid, ontstond ze naar 't gewigt van de hand te zetten. Van daar dat er nu eens van ponden, dan weêr van azen en greinen zal worden gesproken; want toen de bollen eenmaal op gelijke lijn werden gesteld met diamanten en ander edelgesteente en met kostbare medicijnen, begon men ook hun gewigt te bepalen naar den maatstaf van die meer edele voortbrengselenGa naar voetnoot1. De tweede manier nu waarop de handel in de bollen gedreven werd, droeg den naam van Koopmanschap drijven in 't Ootje, in tegenstelling van die met de borden of schijven. Het eerste onderscheid tusschen beide manienieren bestond hierin, dat bij de laatstgenoemde bij de betaling de halve wijnkoop werd gekort, hetgeen niet plaats greep bij de eerste. Maar luisteren wij verder hoe Gaergoedt deze tweede manier aan Waermondt verklaart: ‘Als de Schijven ofte Borden om geweest hebben, dan neemt men de Ley, en men teeckent daer op dusdanigh teecken: in de bovenste halve Circkel set men de 1000 Guldens, in de middelste de 100 Guldens, in de ronde Circkel is het Ootjen daer het Geldt in staet, dat die heeft, die het hooghste schrijft, onder het Ootjen de tien Guldens, daer bezij- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den de Guldens en stuyvers, men vraegt of iemant wat in 't Ootjen setten wil, soo daer dan iemandt is, gelijck dat altijdt beurt, die set dan wat in 't Ootje, genomen, is het een Gouda van 30 Azen, men segt wie set die in? die het hoogste biedt, die sal een dubbele stuyver, ofte drie, ja vier, vijf, ses stuyvers hebben, elck naer de gelegentheydt van de plaets, ende naer dat u dunckt dat de Compagnie schrijven sal, soo seght den eenen 50. den anderen 75. een ander 100. een ander 25 bet, een ander 150. een ander 200. soo langh totdat het stuyt, ende niemandt meerder begeert te bieden, dan seydt den genen die aen de Leye sit, niemandt bedt? niemandt niet? een mael, ander mael, niemandt bedt? niemandt niet? eer ick daer mede deur gae: Dit is, hy maeckt drie schreefkens, ende haelt daer een O rontsom, dan seydt hy, niemandt niet? een mael, niemandt meerder? andermael, niemandt niet? derde mael, niemandt niet? vierde mael, over recht, ende haelt de schreef deur, ende soo de Verkooper de koop wil gunnen, is 't verkocht, soo niet, soo heeft hy het Geldt om niet, te weten de twee, drie, vier, vijf ofte ses stuyvers: naer dat dan daer in geset is, soo 't koop is, dan geeft men soo veel Wijnkoop als men met de borden doet.’ Waermondt maakt daarop de aanmerking: ‘Ey! siet toch, gaet dat dan soo toe, soo souden wel Kinderen koopmanschappen?’ Waarop Gaergoedt zegt: Ende dan worden wel de meeste Drietjens gemaeckt.’ Nadat nu Waermondt heeft gezegd: ‘Wil ick nu eens wat in 't Ootje setten’? en Gaergoedt dit plan heeft goedgekeurd, vangt de eerste aldus aan: ‘Ick sette in, de Bloem die tot Saron staet en groeyt, komt koopt die sonder Geldt, by u selven acht nemende, dat uw herte niet te eeniger tijdt bezwaert en werde met gulsigheyt, dronckenschap, ende sorghvuldigheden deses | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
levens, ende u desen dagh haestelijck overvalle: Maer dat gy eerlijck wandelt, als in den dage, niet in Brasserijen, nochte Slaep-kameren, ende dertelheden, nochte kijven, ende nijdigheydt, maer den Heere Jesum Christum aendoende. Wie is 't die daer na biet? niemant niet? Wie is daer die sijn leven ende wesen betert? niemant niet? een mael. Wie is 't die den wegh des Heeren bereyt, ende maeckt sijne paden recht? niemant niet? ander mael. Wie is 't die hem bekeert ende betert, op dat sijne sonden uytgedaen werden, als de tijden der verkoelinge komen sullen, van den aengesichte des Heeren? niemant niet? derde mael. Wie is 't die hem bekeere van sijne boosheden, ende bidt Godt dat dese gedachtenisse sijnes herten magh vergeven werden? niemant niet? vierde mael, over recht. Wie het niet en doet, sal met den eeuwigen vyere gestraft werden: Maer wie contrarie het doet, sal in gaen in dat Geestelijcke Jerusalem, daer die vreughde is, welcke nooyt oore gehoort, ende nooyt ooge gesien heeft, nochte in 's menschen gedachten gekomen is, welcke ons alle de goeden Godt gunne’ (II. 62-64). Wij moeten openlijk onze onmagt erkennen iets tot toelichting van deze uitvoerige aanhaling te kunnen bijdragen; onze pogingen daartoe bleven even vruchteloos als bij de vermelding hoe de koopmanschap met de borden of schijven werd gedreven. Een ander zij gelukkiger! Maar nu, hoe werd er bij dien handel boek gehouden? Ook dit wordt uiteengezet in de Tweede T'Samen-spraeck, bl. 38, en het wordt er teregt ‘een vreemt boeckhouden’ genoemd. Echter zijn daarbij de prijzen waarvoor gekocht of verkocht was niet opgenomen, en deze gedeeltelijke verklaring zou derhalve even duister zijn als het voorgaande, wanneer niet bij de hiernevensgaande teekening eene korte opheldering ware gevoegd, die hier ook woordelijk door | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ons wordt overgenomen. Zie hier vooreerst de teekening, zijnde een uittreksel uit een boek van één der Floristen.
De korte verklaring nu, die bij deze teekening behoort, is deze: ‘De Letter A, daer mede wort het Bedde afgetekent, het Cijffer-getal dat boven de naem van de Bloemen staet, is het Folio daer men sal vinden hoe men die gekocht ende verkocht heeft, het cijffer daer bezijden, zijn de Azen van 't Gewicht.’ ‘By Exempel. Fol. 101. Verkocht een Vice Roy aen N.N. van 510 Azen, welcke ick gekocht hadde van N.N. voor 900 guldens, staende op het bedde van de Letter A, voor de somma van 3400.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reeds hebben wij doen opmerken dat bij het koopen en verkoopen der tulpen het geld grootendeels op den achtergrond stond; later zou men daarop wel terugkomen. Maar om dat te kunnen doen had men bewijzen noodig, en het is op deze stukken van elkanders hand dat wij thans gaan wijzen. Een viertal van die acceptatiën, soms naar men wil zelfs ten overstaan van een' Notaris opgemaakt, en ook al niet vrij van onduidelijkheden, laten wij hier volgen. Men vindt ze in de Tweede T'Samenspraeck, bl. 50-52. 1. Op den 12 Novemb. 1636. verkogt aen N.N. een Gemarmerde de Goyer, drie hondert seven-en-vijftigh Azen geplant, voor de somma van tseventig Gulden, op de groey, staende in de Thuyn van N.N. in 't ootjen. By my ondertekent. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goederen, roerende ende onroerende, stellende de selvige onder het bedwang van alle Rechten ende Rechteren. Dit alles sonder arch ofte list hebbe dit onderteeckent. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
frequenterende ter plaetse, daer dese onse handelinge is gesloten. Renuntierende tot dien eynde, als Luyden met eeren, alle exceptien, desen eenigsins contrarierende. Ende hier nevens verbindende onse Personen ende Goederen, de selve by faute als vooren, submitterende alle Rechten ende Rechteren. t'Oorconde hebben wy desen door A.B.C. van den anderen gesneden, doch al eens luydende. Geteyckent op den 17 Decemb. Anno 1636. In Amsterdam. Zoo wordt het duidelijk hetgeen Gaergoedt vertelt, namelijk dat hij in vier maanden tijds meer dan 60,000 Gld. won, wel niet in geld, maar in ‘Schrift van de Luyden haer handt’ (I. 4)Ga naar voetnoot1. Zulks was des te eerder mogelijk omdat in vier of vijf dagen de prijzen wel eens drie of vier duizend gulden stegen (I. 15). Maar dan kan men zich ook niet meer verwonderen, dat de ambachtsman, wien het in die dagen niet best ging, en die, al had hij ook ingezien dat dit alles slechts zelfbedrog en misleiding was, toch niets te verliezen maar alles te winnen had, zijn werk verliet, en den kost zocht in de herbergen. Vooral moet dit met de wevers het geval zijn geweest, die in spoel en getouw het aardsch geluk niet kunnende vinden, in de bollen eene betere toekomst meenden te zien aanbreken, en in de herbergen voorloopig wereldsche moeiten en zorgen konden vergeten. Belangrijk is het na te gaan, welken invloed dit moet hebben uitgeoefend op maatschappelijk en huisselijk gebied, vooral bij den burgerstand, en al zwijgen de bronnen ook bijna geheel over het eerste punt, de gissing is verre van gewaagd, dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
menig gild er tijdelijk door in ongelegenheid kwam en verliep. Maar wat het tweede punt betreft, daaromtrent kunnen wij met meer zekerheid spreken. Menschen, die er vroeger niet aan gedacht hadden ooit hunne woonplaats te verlaten, reisden nu niet alleen van de eene naar de andere stad, waar maar handel in tulpen gedreven werd, maar deden dit zelfs met eigen paard en kales, want als 't lukken wilde, een duizend gulden of twee op een avond te winnen, dat was geen kunst (I. 8. 15. 21). Maar daarbij bleef het niet. Niet alleen dat men vleesch, spek en wijn bij de vroegere wevers aantrof, maar ook brandewijn, Spaansche en Fransche wijnen werden tegen de bollen ingeruild, en menigeen schafte zich reeds bij voorraad kostbare zaken aan. Tuinlui die vroeger eene graauwe pij droegen, kwamen nu met nieuwe rokken voor den dag, en de wevers hadden hunne gelapte broeken voor fraaije bruine kleêren verwisseld alsof het niets was. Kortom men had zijne gewone levenswijze geheel veranderd, alles op hoop van de winst die met den zomer komen moest (I. 15. 26). Men bouwde zich allerlei luchtkasteelen; nu eens zag men zich in het bezit eener brouwerij, van eene aanzienlijke hofstede, of van een der beste huizen in de stad, waar men als renteniers zijne verdere dagen zou kunnen slijten; dan weêr meende men een bailluwschap of schoutschap of eenig ander groot officie te kunnen koopen, of zich in het bezit van de eene of andere heerlijkheid te kunnen stellen (I. 9). Eén zelfs was, naar men verhaalt, nog een stap verder gegaan. Hij was namelijk te Amsterdam geweest, en had daar op de Keizersgracht een huis gezien, dat, in Romaanschen stijl opgetrokken, hem zoo bijzonder beviel, dat hij het zijne in denzelfden smaak wenschte op te bouwen, waarom hij zich dan ook maar voorloopig reeds de werken van Mar- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laroys en Sarlay, over de bouwkunde, had aangeschaft (III. 71). Het meest belagchelijke echter is zeker, dat al deze plannen dikwijls tot huiselijke oneenigheden tusschen man en vrouw leidden. Zoo wordt onder anderen verhaald: ‘dat 'er een Florist was die redelijck goet verkocht hadde, ende mooytjes aen gewonnen, begon tegens sijn Vrouwtje te seggen hoe sy haer staet soude setten, dat sy uyt haer neeringe soude scheyden, ende dan by de beste van de Stadt verkeeren: maer dat hy wilde een Cales houden, om dan al-te-mets t'samen als 't mooy weer was, uyt te rijden, met een paer zwarte Hengsten daer vooren, neen seyde de Vrouw, daer heb ick geen sin in, het moeten van die schoone bruyne Appel graeuwe zijn, daer soo gelijck als Penningen op de Billen ende 't gantsche Lijf zijn, of daer het root onder 't zwart gemengt is; neen seyde de man, daer heb ick geen sin in, want sy verhayren te licht, ja wel, ick heb in geen ander sin antwoorde de Vrouw, somma, hebben hier over so grooten krackeel gehad, dat sy wel drie ofte vier dagen gingen pruylen, en wilden malkanderen niet aenspreken, ten lesten heeft de Vrouw de Man ingewilligt, ende doen wast krackeel ge-eyndicht.’ Niet minder belagchelijk is het volgende. ‘Een ander des nachts wacker wordende, maeckt sijn Vroutje oock wacker, en seyde, liefste, siet ick kan niet slapen, ick moeste u oock wacker maken, op dat wy te samen wat souden praten; siet, ick hebbe nu dus veele gewonnen met de Bloemen, van die moet ick drie hondert gulden hebben, van die acht hondert van een ander Duysent, en van andere noch soo veel, als hy mocht verhalen, wat sullen wy hier mede doen? Maer seyde sy, Huysen koopen, een nieuwt sterk Huys of twee, die wel gelegen zijn, neen, seyde de Man, mijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dunckt het beter waer dat wy het geldt op de Stadt ofte het Landt setteden, want dan ontfangen wy renten, ende hebben geen onkosten van reparatien ende andere ongelucken, ende hoe de Man haer meerder dat wilde uyt het Hooft praten, hoe sy meerder Huysen begeerde, soo dat de Man het ten lesten haer moest consenteeren, doen was 't wel, ende neyghde haer weder om te slapen’ (III. 69. 70). Droomende van het geluk dat men spoedig deelachtig zoude worden, hadden sommige Floristen reeds in den winter overlegd, hoe ze in den volgenden zomer den tijd zouden doorbrengenGa naar voetnoot1. Tot 's ochtends 9 uur zou men te huis blijven, en dan tot 12 uur in den tuin gaan, om daarna weer tot 2 uur precies te huis te zijn, waarna men andermael naar den tuin of wel naar andere Floristen zoude gaan, om eindelijk den avond in het collegie te slijten. Anderen hadden reeds hunne winkels opgeruimd en hunne kantoren in orde gebragt om het geld te kunnen ontvangen (III. 78). Eindelijk waren er ook die hunne luchtkasteelen reeds bij voorraad naar lager sferen hadden overgebragt, en groote huizen of hofsteden gekocht of gehuurd hadden; ja, menigeen was reeds met den een of anderen rijtuigmaker in besprek over een cales of een ligt wagentje (II. 37). Naar het schijnt was men zelfs in de Duinstreken en hier en daar op het land reeds aan het bouwen gegaan van sierlijke woningen (II. 48), alles op hoop van de winst, die voor het oogenblik nog wel alleen op papier bestond, maar spoedig in werkelijkheid zoude overgaan.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat de geheele zaak in allen opzigte eene zeer onzedelijke strekking had, laat zich gemakkelijk begrijpen. De herbergen waren tot laat in den nacht, ja zelfs des Zondags (I. 28), de plaatsen waar de mannen met een' roes in 't hoofd alles op het spel zetten; dronkenschap was volgens Gaergoedt zelfs een eerst vereischte om goed te kunnen koopmanschappen (I. 13). En niet alleen dat de vrouwen, bij afwezigheid der mannen, een collegie zamenstelden, maar ook jongelieden en kinderen werden naar de herbergen heengeleid. Daar trof men allerlei slag van menschen aan, zoowel zij wier vermogen het toeliet tuinen te koopen, als degenen die ze alleen konden huren, zoowel zij die hunne bezittingen verkocht of sterk bezwaard hadden, als degenen die verkochten hetgeen ze niet eens bezaten, en daarom ook de wijnkoopen, wanneer zij die eens meester waren, van de hand zetteden (I. 18, 20, 25, 26, 32. II. 53, 54). Want de groote kunst voor zulk slag van volk was om bollen in bezit te krijgen; was men eens zoo ver, dan was men tevens aan den gang. Dat menigeen evenwel later bleek bedrogen te zijn, laat zich insgelijks gemakkelijk verklaren. Want vooreerst waren er veel meer bollen verkocht, dan er op de geheele wereld te vinden waren (I. 24), en in de tweede plaats hadden de soorten en kleuren de waarde der bloemen bepaald, terwijl men aan de bollen niet had kunnen zien of de daarin verborgen bloem van enkele of dubbelde kleur was (I. 23; III. 68. 79) waaraan veel minder waarde werd gehecht. En ook zonder dat er opzettelijk bedrog werd gepleegd, kon men schrikkelijk nadeel lijden, want de bloemen hielden, gelijk het heette ‘haer streeck niet’ (III. 83). Van daar dat menigeen in de meest gespannen verwachting zijne uren in den tuin doorbragt met het be- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kijken der uitkomende tulpen (II. 55). Maar om alle kwaad vermoeden van bedrog weg te nemen, schijnt het toen de gewoonte te zijn geweest niet in een anders mans tuin te gaan zonder dat de eigenaar er bij was, terwijl men de bloemen nooit met handen of vingeren aanraakte, maar daartoe ‘een Stockxken ofte Balijntje uyt uw Vrouws gestickt lijf’ gebruikte (III. 88).
En nu het een en ander over de prijzen, die gedurende die jaren voor de tulpen en bollen zijn besteed. Wij bepalen ons hier bij de opgave vooral van de hoogste prijzen, en verwijzen voor een register van 130 tulpen-soorten naar de Eerste T'Samen-spraeck, bl. 16 en 17, en den bovenvermelden Inventaris van de nagelaten Goederen, wijlen Floortje-Floraas, en verder voor de opgave van eenige kleuren, in verband met de namen, naar de Derde T'Samen-spraeck, bl. 89 en 90. Dat die namen vrij willekeurig werden gegeven, waarschijnlijk wel om de liefhebberij op te wekken, blijkt uit die laatste T'Samen-spraeck, bl. 83 en 84. Natuurlijk ging men in den beginne nog niet zoo dol te werk als wel later. Eerst waren het de bloemen of planten zelve die verhandeld werden, en daaromtrent vindt men deze opgave: Een plant van Geel en Root van Leyden van 515 Azen, werd eerst voor 46 Gld., later voor 550 Gld. verkocht. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere planten in evenredigheid. Maar na een week of zes, gelijk berigt wordt, begon men bij 1000 azen en bij ponden te verkoopen, van waar dan ook de naam van pont-goet ontstond. Daaromtrent wordt deze opgave gedaan: Een pond Geele Croonen eerst 20 à 24 Gld. waard, was binnen één maand tot ƒ 1200 en hooger gestegen. Zelfs de Goliaths, Rijswijckers, Gebiesde van Coorenaerts en Rattebeten, vroeger weinig in tel, werden nu per pond voor 700, 800, 250 en 300 Gld. verkocht, ja 't ging zoo ver, dat het goed, dat men uitgeroeid met manden vol op de mesthoopen plagt uit te storten, voor veel geld verhandeld werd, zoo als Dubbele Coleuren, Vroege voor 150, Late voor 40 en 50 Gld. In één woord, voor bloemen niet alleen, maar zelfs voor de bollen in den grond, kon men alles krijgen, en 't liep er heen dat de bloemen betaalmiddel zouden zijn geworden, want reeds een enkele maal geschiedde zulksGa naar voetnoot1. Uit een boek van de prijzenGa naar voetnoot2 worden verder in de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Derde T'Samen-spraeck, bl. 71-77, allerbelangrijkste mededeelingen gedaan omtrent de schatten, welke in die jaren voor tulpen en bollen zijn besteed. Wij ontleenen daaraan slechts het volgende: 400 Asen Adm. Liefkens 4400 Gld. 156 Asen Gouda 1165 Gld. En wat het ‘Pondt-goedt’ betreft: Een Pont Auden. 5700 Gld. Een Pont Switsers 1800 Gld. Gelijk men ziet, hebben wij ons hier bepaald bij de opgave van prijzen hooger dan 1000 Gld. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men meene evenwel niet dat er alleen om geld gehandeld werd. En onvolkomen zou de schets zijn omtrent het gebeurde in de jaren 1634-1637 gegeven, wanneer wij de volgende vreemde koopen onvermeld lieten, die duidelijk doen zien hoe niet alleen geld, maar have en goed op het spel werden gezet. ‘Verkocht aen N.N. een Vierendeel Witte Croonen, voor de somma van 525 guldens als de Leverantie geschiedt, ende vier Koeyen gereet, die men dadelijck van de Stal sal mogen halen, ende tot des Verkoopers huyse leyden.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een Pennixken met een Silvere Kettinckje om aen een kindts hals te hangen.’ Munting, bl. 637 en 38 voegt hierbij nog de volgende voorbeelden: Een Semper Augustus van 193 Azen werd verkocht voor de som van 4600 Gld. en daarenboven eene fraaije nieuwe koets, met twee appelgraauwe paarden en verder toebehooren, te leveren binnen 4 weken, en het geld terstond in banco af te schrijven. Een andere Semper Augustus van 92 Azen werd verkocht voor de som van 2000 Gld. dadelijk in banco af | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te schrijven, onder voorwaarde dat de nieuwe kooper de bol niet zou mogen overdoen aan een' derden zonder toestemming van den oorspronkelijken eigenaar. Die Semper Augustus nu, meldt de Derde T'Samen-Spraeck, bl. 87, was zoo zeldzaam dat ze alleen te zien was bij iemand te Amsterdam, en bij een ander te Haarlem, waar ze uit eerstgemelde plaats gekomen wasGa naar voetnoot1. Ongetwijfeld hebben wij met hetzelfde verhaal en dezelfde personen als zoo even te doen, wanneer Munting verder mededeelt, dat een aanzienlijk Amsterdammer aan een ander te Haarlem een' Semper Augustus had verkocht onder voorwaarde, dat geen van beiden vender zoodanigen bol verkoopen zou, zonder den ander te waarschuwen. Maar den Amsterdammer, die al lang veel lust had gehad in een Spaansch kabinet, waarvoor 10,000 Gld. werd gevraagd, werd dit thans onder de hand aangeboden voor 3000 Gld. en een' Semper Augustus. De koop kwam dan ook tot stand, en toen nu de ander te Haarlem dit vernam, verkocht deze 3 bollen van gemelde soort voor 30,000 Gld. waarover hij in banco kon beschikken. Later werd den Amsterdammer 15,000 Gld. jaarlijks geboden, wanneer hij zijn' tuin 7 achtereenvolgende jaren in huur wilde afstaan, en er alles in liet wat er in stond. Nog verhaalt Munting dat hij uit de aanteekeningen van een' liefhebber gezien heeft, dat in een dier jaren, voor één bol, ongevraagd, 12 morgen lands in de Schermer geboden zijn. Ditzelfde berigt vindt men ook in de Clare ontdeckingh der dwaesheydt, enz. Evenzoo verhaalt een schrijver in het Weekblad de Koopman, deel 2, bl. 95, dat hij een oud handschrift be- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zat, inhoudende: Kopy eener Rekening van Leverantie van Tulpen, waarin stond aangeteekend, dat 22 tulpbollen voor ƒ 61,969 waren verkocht geworden, en voegt er bij: ‘de Buitenlanders - Bergmeier, antiquit; als ook Bau, curiosit. von Holland, en anderen - hebben deese onze Dwaasheid ontzaglyk Vergroot. Zij spreeken van één bol de Admiraal van Enkhuisen genaamd, voor ƒ 11,500 verkogt; en van 10 Tulpbollen voor ƒ 82,000 aan 2 Weevers verhandeld, buiten nog andere Vertellingjes.’ Eindelijk vermelden wij hoe voor zekere bloemen, die in een' tuin stonden, 74,000 Gld. geboden zijn, een koop echter die niet is doorgegaan (III. 77), en verwijzen nog naar de ‘Lijste van eenige Tulpaen’, die den 5 Februarij 1637 te Alkmaar voor 90,000 Gld. zijn verkocht. Het toppunt van dwaasheid of brooddronkenheid is zeker hetgeen men in de twee volgende dichtregelen leest: Soo dat'er voor een pond der raerste Tulpans bollen,
Acht tonnen Gouts en twee betaelt moet zijn ten vollenGa naar voetnoot1.
‘Ende wat listen ende middelen gebruyckt zijn geworden om de Bloemen te doen rijsen, is qualijck te beschrijven; doch men heeft gesien dat eenige hebben eerst groote partijen opgekocht in alle Collegien, daer naer gevraeght, selver eerst dan eenig wel weder duur ingekocht, al souden sy oock met haer medestanders malkanderen daer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over verstaen hebben, ende onder den anderen te koopen gegunt, ende het Goedt op een rijsende Mart gebracht, waer over gekomen is, dat eenigh goet soo hoogh is geloopen, dat van een ofte twee Guldens, hondert, somtijdts meerder, ende al-te-mets minder geworden is, en noch apparentelijck meerder soude geworden hebben, ten waer een subijte veranderinge, oock eenige daer door soo Broodt-droncken zijn geworden, dat Luyden, die naulijcks, nochte in haer Vaders, nochte in haer eygen huys, Scherp-bier en Boeckende-meelen-bry krijgen konden, nu niet wisten hoe sy haer aenstellen souden, want Wijn was haer naulicks genoeg, men most Vin Brulé, ofte met suycker daer in, ofte Spaense Wijn, een Hoentje gelaerst en gespoort, ofte andere delicatesse hebben, alsoo dat maet noch regel te vinden is geweest, noch in koopingen ende verkoopingen, ende sint de laetste plantinge, welcke in October is, vroeger ofte later, soo heeft men eerst de Planten heginnen te verkoopen, (welcke tot de schorsinge van koopen soo veel zijn geweest, dat men meent dat in een Stadt van HollandGa naar voetnoot1, meerder dan thien Millioenen Guldens aen Bloemen zijn verhandelt) ende die heel hoogh gebracht’. Dit brokstuk uit de ‘Nae-reden achter de Eerste T'Samen-spraeck, bl. 30, brengt ons van zelf op de vraag, op welke wijze er een einde kwam aan den zoogenaamden Tulpenhandel. Vooraf evenwel ga een enkel woord omtrent het tijdstip, waarop zulks plaats vond. Want ofschoon hierboven is aangemerkt, dat deze gebeurtenis moet hebben plaats gehad gedurende de jaren 1634-1637, zoo kon daarentegen de voorstelling van zaken, gelijk wij die hebben gegeven, wel oorzaak zijn dat sommigen meenden, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat de zaak binnen den tijd van slechts één jaar haar beslag had gekregen. Bij die voorstelling toch hebben wij van geene andere tijdsbepaling melding gemaakt, dan die in de Eerste T'Samen-spraeck wordt aangegeven bij de mededeeling, dat alles slechts geschiedde in de hoop van de afrekening, die in den zomer zou plaats grijpen. Welk jaar bedoeld wordt blijkt niet; en ofschoon het nu zeker waar is, dat de belletristische vorm dier t'Zamenspraeken voor tijdsbepalingen ongeschikt was, zoo is het eveneens waar, dat bij de moeijelijkheid om uit deze bron geschiedkundige waarheden te putten, ook nog deze komt, dat eene aanwijzing van de trapsgewijze ontwikkeling der zaak in de verschillende jaren eene onmogelijkheid is. Met dat al blijkt het voldoende van elders, dat de zaak zich minstens drie winters en twee zomers heeft weten staande te houden. En zoo moeten wij dan ook nu ons in eens verplaatsen in den aanvang van het jaar 1637. De voorstelling die Waermondt in de Eerste T'Samen-spraeck, bl. 22, geeft van de oorzaak, die in korte dagen eene zoo geweldige ommekeer te weeg bragt, is echter alweder alles behalve duidelijk. Toch stellen wij haar voorop. ‘Dingsdag, den derden February, 1637. wesende daegs na Lichtmis, also Flora te goet was op dien dach haer geest te geven, soo zijn eenige Floristen in seecker Herberge by een geweest, ende naer veel pratens, hebben malkanderen eenigh goet te geef ofte te neem geset, welck eener dede, mits een Rijcxdaelder daer af genietende.’ - ‘Soo sette hy het pont op twaelf hondert en vijftigh guldens, en de koop wierde hem gegunt: Doen wierden hem noch twee Rijcxdaelders gegeven, so hy het noch eens wilde setten, hy set het op elfhondert guldens, de koop wierde hem weder gegunt, ende een ander quam, die presenteerde hem drie Rijcxdaelders soo hy het begeerde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noch eens te setten, hy doet het, ende setse op Duysent Gulden, so dat de koop hem ook gegunt werde. Welck sulcke verslagenheyt maeckte, ende of iemant daer present zijnde, van daen gegaen is, ofte hoe het was, immers het was gelijck een loopent vier in alle de Collegien deur de gantsche Stadt, des anderen daegs was het stilstant, ende - een ieder sagh op den ander’. Welke stad hier bedoeld wordt is niet twijfelachtig. Want ofschoon Alkmaar, Delft, Dordrecht, Enkhuizen, Gouda, Hoorn, Leyden, Medemblik en de Streek, Rotterdam, 's Gravenhage, Utrecht en VianenGa naar voetnoot1 worden opgegeven als de steden, waar de Floristen zich genesteld hadden (I. 19; II. 40; III. 82, 91), schijnen Haarlem en Amsterdam meer bepaald het middelpunt van het tooneel der dwaasheid van de 17de eeuw te zijn geweest. En zoo wij nu al zeer weinig weten van hetgeen er in gemelde steden is voorgevallen, de drie t'Zamenspraeken wijzen toch kennelijk op hetgeen te Haarlem is gebeurd, en zijn daaromtrent vrij uitvoerig, gelijk men heeft kunnen bemerken. In hoeverre nu de opvatting van Waermondt omtrent de oorzaak van het plotseling einde van den Tulpenhandel juist is, valt moeijelijk aan te wijzen; duidelijker is ongetwijfeld hetgeen in den Troost-Brief enz. bl. 188 wordt gezegd: ‘de Rhetorijckers van Haerlem hebben haer (so 't schijnt) dese smarte aengedaen, datse haer ydelheydt ende schande ontdeckt hebben, ende de plagen en straffen, die hare dienaren (over eenige jaren) overkomen zijn, haer verweten hebben, doender soo dertigh duysent van hare liefhebbers, in ses dagen van de Pestilentie verslagen wierden.’ Het meest waarschijnlijk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeker is, dat langzamerhand enkelen het dwaze en ongerijmde van de zaak ingezien (I. 25) en zich teruggetrokken hebben. Kortom de tulpen geraakten, hoe dan ook, in discrediet; sommig goed sloeg op één avond meer dan de helft af (I. 19), en ofschoon de verslagenheid groot was, meenden velen toch dat het wel teregt zou komen: Flora was wel ziek maar niet dood (II. 39). Maar al leefde men er in de eerste dagen nog goed van (I. 20), de overtuiging werd toch meer en meer levendig, dat, als het er op aan kwam, de koopers zouden weigeren de tulpen en bollen in ontvangst te nemen, en niet in staat zijn het daarvoor bedongen geld te betalen; want, zegt Waermondt: ‘al waren alle de Munten van de seventhien Provintien al gaende’ (I. 24), al dat geld zou toch nog onvoldoende zijn om alle de koopen en verkoopen te vereffenen. De gevolgen der plotselinge daling bleven niet uit. Munting verhaalt hoe thans een bol, die weinige weken vroeger 5000 Gld. had gekost, voor slechts 50 Gld. werd verkocht, en hoe zijn vader in het jaar 1636 aan iemand uit Alkmaar eenige weinige bollen op tijd verkocht had, onder voorwaarde, dat zoo er in de eerste 6 maanden geen achteruitgang in de prijzen kwam, daarvoor 7000 Gld. zou worden betaald, en anders 10 pct. van die som, zonder dat de levering behoefde te volgen. En zoo geschiedde het ook: de oude Munting ontving later 700 Gld. ‘ende behield zijne Bollen, die hy veel liever geleevert soud hebben.’ Zoo werd ook den 1sten Mei 1637 een tuin met bloemen, waarvoor in Januarij nog prijzen van 600 en 1000 Gld. zouden besteed zijn, voor slechts 6 Gld. verkocht, terwijl een ander bloemen voor één Ducaton aanbood, die weinige maanden vroeger stellig 400 Gld. hadden gegolden (III. 77, 78). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vrees dat velen zich ongeneigd zouden toonen hunne koopen gestand te doen, bleek spoedig niet ongegrond te zijn; de een wees op den ander, zeggende: ‘als mijn Man betaelt, so sal ick oock betalen’, maar van de eerste soort hoorde men niet (III. 78). Toch was men genoodzaakt op de eene of andere wijze, zoo goed of zoo kwaad men kon, met dit waarlijk lastig geval tot een eenigzins dragelijk vergelijk te komen, en het was daarom dat de Floristen uit de onderscheidene steden, waar zij hunne vertakkingen hadden, overeenkwamen afgevaardigden uit hun midden naar Amsterdam te zenden, ten einde daar gemeenschappelijk maatregelen te beramen, op welke wijze men met het geval tot een goed einde zou kunnen geraken. Wel heeft deze bijeenkomst den 24sten Februarij 1637 plaats gehad, en is er van het genomen besluit, waarmede die van Amsterdam zich evenwel niet konden vereenigen, het hieronder volgende notariële stuk opgemaakt, doch gelijk weldra blijken zal heeft dit besluit niet het minste gevolg gehad. Het luidde aldus (III. 82): ‘Op huyden den vier-en-twintigsten February, sestien hondert seven-en-dertig, zijn de onderschreven Gecommitteerdens van de Floristen, van Haerlem, Delft, Gouda, Uytrecht, Alckmaer, Leyden, Rotterdam, volgens de Missive van den twee-en-twintigsten deser, haer de meeste stemmen onderwerpende, Vianen, Hoorn, Enchuysen, Medenblik ende de Streeck, alhier binnen Amsterdam, op gisteren beschreven zijnde, om een eenparige voet te beramen, op de handelinge van Flora, ende wech te nemen de misverstanden, die eenigen tijdt herwaerts door de hooge opsteygeringe van de Tulpen, geschapen waren, tusschen haer-lieden te rijsen, ende dat sy derhalven, om wech te nemen de schade, ja uyterlijke ruïne , die eenige (ende wel sonderlinge de nieuwe) Liefhebbers daer uyt hadden te verwagten, met malkanderen, na verscheyden voorslagen, ende ook versagtinge van eenstemmige resolutie, die de Floristen van Amsterdam niet hebben willen ingaen, zijn over een gekomen ende veraccordeert in voegen als volght: te weten, dat alle koopen van Tul- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
paen, die gedaen zijn tot ultimo November 1636. toe, incluys, stilo novo, gehouden sullen moeten werden, ende de koopen die daer na zijn geschiedt, sal den Kooper mogen nalaten, mits gevende aen den Verkooper thien par Cento, ende in de Maendt van Maart 1636. Nieuwe steyl, den Verkooper aenseggende of hy den koop wil gestant doen of niet. Dat deze schikking geen doel getroffen heeft, door dat de verkoopers zoo min als de koopers zich aan de uitspraak dezer Commissie wilden onderwerpen, gelooven wij gaarne. Maar of de schrijver van het reeds vermelde stuk: Bloemen en Bloemenhandel met een blik op de beruchte tulpen-negotie in den aanvang der XVIIde eeuw, in het Tijdschrift van V.D. Monde, voor Gesch. Oudh. en Statist. v. Utrecht, deel 6, bl. 107, historische bewijzen voor zich had, toen hij als het gevolg der minnelijke schikking van 24 Februarij 1637 stelde, dat het dagvaardingen aan de koopers regende, om hunne gekochte bloembollen te ontvangen, dat er daarna processen volgden, en dat de regtbanken zich onbevoegd verklaarden, durven wij niet te beslissenGa naar voetnoot1. Maar, hoe dan ook, de gemaakte schikking miste in allen geval haar doel, en de hulp van de Staten van Holland werd ingeroepen, die daarop de volgende beschikking hebben genomen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘De Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt, Hebben opte Requesten aen haere Edele Groot Mogende ghepresenteert by de principale Geinteresseerdens van de plantinge, voort-teelinge ende verkoopinge der Bloemen, residerende in de meeste Steden van dese Provincie, als Haerlem, Leyden, Amsterdam, Alckmaer, Hoorn ende Enckhuysen: Naer dat hare Edele Groot Mogende daer op hadden gehadt het advijs van den President ende Raden van den Hove Provinciael van den voorschreven Lande, verstaen, dat voor ende al eer op haer versoeck te disponeren, haere Edele Groot Mogende, ende den voorschreven Hove, naerder sullen worden gheinformeert ende bericht, op den oorspronck ende tijdt van de successive ende groote rysinge, in 't verkoopen van de Tulpen, als mede van de subite dalinge van dien, de diversiteyt van de gemaeckte Contracten, met den gevolge van dien, midtsgaders de menighvuldigheyt van de Contrahenten ende respective Steden, 't welck haere Edele Groot Mogende meynen dat ghevoechlijckst sal konnen worden ghedaen ende gheeffectueert door de respective Magistraten van de Steden, die versocht worden parthyen Contrahenten te accorderen ende vereenigen, is 't doenelijck, of dat de selve anders gehouden sullen zijn haere genomen informatie aen den voorschreven Hove over te seynden. Ende worden middeler-tijdt de Planters van de voorschreve Tulpen gheauthoriseert, haere verkochte Tulpen tot laste van hare Koopers die in gebreecke blyven haere ghekochte Tulpen te ontfangen, naer voorgaende behoorlijcke insinuatie, te behouden ofte verkoopen, omme haer kort daer nae opte selve Koopers te verhalen, in ghevalle verstaen soude mogen worden dat de voorsz koopen haer effect behooren te sorteren: Blyvende middelertijdt alle vordere Contracten van Tulpen in suspens ende ongeprejudiceert. Van eene nadere beslissing der Staten is niets bekend. Waarschijnlijk is het derhalve, dat men, niet voldaan over deze uitspraak - de bevoegdheid der Staten tot zulk eene | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitspraak werd dan ook bestreden (III. 92) - tot de overtuiging is gekomen, dat het verre weg het beste was, onderling, hoe dan ook, de zaak te schikken. Dat er een enkele is geweest die zoo al niet rijk, dan toch min of meer in beter doen is geraakt door zijne speculaties in de bollen, moge waar zijn, het ligt evenwel voor de hand, dat verreweg de meeste Floristen niet alleen niet rijker, maar integendeel armer zijn geworden. Want de geheele zaak had voor 't meerendeel bestaan in 't geen men tegenwoordig noemt: koopen op tijd, maar waarbij de levering en de afrekening later niet gevolgd is, terwijl men toch zijn eigen geld, meestal door verkoop of verpanding zijner bezittingen verkregen, kwijt was. Weinig goed schijnt contant geleverd en betaald te zijn. Van daar dan ook dat de ambachtsman, spijt gevoelende over 't geen hij gedaan had (II. 37), spoedig tot zijn werk terugkeerde (II. 40), en waarschijnlijk niet zelden het voorwerp zal zijn geweest van de spotzucht van anderen, die wijzer waren geweest. De kinderen op straat zongen dan ook liedjes op den ondergang van Flora (I. 28); of evenwel daartoe behoort heeft de volgende, en reeds boven vermelde, Transformatie van den rijmelaar J. Soet, betwijfelen wij. Toch nemen wij haar hier over, daar zij zeker een der beste rijmpjes is van het groot aantal gedichten, in die dagen vervaardigd. Flora die had gemaekt van Wevers en van Snyers,
En ander slecht gespuys, Caless' en Paerde-ryers,
Die stadigh in de Kroegh by Wyn en lecker Bier
Men dommineren sagh, als kleyne Heertjes schier;
Dog siet wat vreemdigheyd, die 't volk na weynig dagen
Noch op een fraeye Hengst seer moedigh ryen sagen,
Die sitten nu al weer op 't mager houte Paert,
En speelen poff, poff, poff, na al der Wevers aert.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit alles geldt van de wevers en van den ambachtsman in 't algemeen. Omtrent de gevolgen bij de hoogere standen ontbreken de berigten; toch is er één, ofschoon belagchelijk voorval bekend gebleven, waaruit duidelijk blijkt, dat ook de aanzienlijken zich aan dit verleidelijk spel hadden gewaagd. Johan Balthasar SchuppGa naar voetnoot1 toch, die tijdens den Tulpenhandel op eene onzer hoogescholen studeerde, deelt in één zijner geschriftenGa naar voetnoot2 het volgende mede. Een Amsterdamsch koopman, die een' tulpenbol voor 500 Gld. gekocht en argeloos bij het venster had nedergelegd, ontving kort daarna eenige vreemde waren, die hem door een' matroos werden ter hand gesteld. Deze ontving daarvoor van den koopman, die regt in zijn schik was met hetgeen hij ontvangen had, een' verschen haring en een kan bier. Doch toen hij zich aan het eten zette, ontdekte hij den tulpenbol, en meenende dat het een gemeene ajuin was, nam hij de vrijheid dien te schillen en op te eten. Eerst later bemerkte de koopman wat er gebeurd was, en hoe hem die maaltijd meer gekost had, dan dat hij den Prins van Oranje had onthaald. Zoo verhaalt Beckmann ook, pag. 240, dat een Engelschman, die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in één dier jaren hier te lande was, de onvoorzigtigheid had in zekeren tuin een paar bollen in den zak te steken, om natuurkundige waarnemingen te doen, maar later van diefstal aangeklaagd werd, en eindigen moest met eene aanzienlijke som gelds te betalen. De laatste mededeeling, die wij ten slotte omtrent den Tulpenhandel kunnen doen, betreft den impost, dien de Staten van Holland voornemens waren geweest op de bloemen te heffen. In de Resolutie dier Staten van 4 Mey 1637, bl. 84, namelijk leest men: ‘Gedelibereert wesende op het twintighste poinct van beschryvinge, roerende den Impost van de Bloemen, is verstaen en geresolveert de voorsz deliberatie in stilstant te laten, vermits de veranderinge ende ongelegentheyt, onlanghs op de voorsz Bloemen ontstaen.’ Wel een bewijs van den omvang en de beteekenis, die de zaak had gekregen.
Gelijk hierboven reeds is vermeld zouden sommige herbergen nog heden ten dage, als herinnering aan den Tulpenhandel, eene tulp tot uithangbord voeren. In verband hiermede herinneren wij ook aan hetgeen in het jaar 1859 in den Navorscher, bl. 86 en 121, is medegedeeld, namelijk hoe zeker huis in de Groote Houtstraat te Haarlem, tijdens de Tulipomanie gebouwd ter vervanging van het oude, kort te voren verbrand, tot opschrift had: Toen men dit huis uit asch herbouwde,
Kocht menig mensch, dat hem berouwde.
De gevel van dit huis, destijds voor één tulpenbol verkocht, werd in het jaar 1858 gemoderniseerd, en het opschrift daaruit weggenomen. Haarlems omstreken evenwel moeten nog eene andere herinnering aan den Tulpen- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
handel bezitten. C. de Koning toch, die in het jaar 1808 zijn Tafereel der stad Haarlem uitgaf, zegt in het 2de deel, bl. 184: ‘De kleine tuintjes nabij deze Stad, in het wijde en naauwe Geldelooze Pad, en den omtrek gelegen, zijn, zoo als wij door een man van hooge jaren, en die betuigde, het bij goede overlevering te hebben, onderrigt zijn, allen nog van deze tulpenhandelaars afkomstig, en kunnen dus, als zoo vele herinneringen der voorvaderlijke dwaling, beschouwd worden.’ Ook omtrent Hoorn werd in den Navorscher van 1859, bl. 86 medegedeeld, ‘dat aldaar voor drie tulpbollen een huis verkocht werd, staande aan de westzijde van het Noord, tusschen den Roôsteen en de Geldersche steeg; en voor eenige tulpbollen een huis buiten de Koepoort, met een stuk land, het tweede voorbij de Drie-boomde laan. Ter gedachtenis draagt het eerstvermelde huis, thans aan de R.K. kerkgemeente toebehoorende, drie tulpen, in hartsteen uitgehouwen, in den gevel.’ De schrijver ontleende zijn berigt aan Abbing, Vervolg op Velius, bl. 16, en de Beknopte Gesch. van Hoorn van denzelfden schrijver, bl. 45, de noot.
En nu ten slotte. Kan welligt de een of ander zich niet geheel vereenigen met de voorstelling, gelijk wij die hier hebben gegeven, zoowel wat betreft de oorzaken als de verdere ontwikkeling van den Tulpenhandel, men herinnere zich dan hetgeen wij in den aanvang hebben voorop gesteld, dat ook wij waarschijnlijk schipbreuk zouden lijden bij deze poging tot opheldering eener tot nog toe onverklaard gebleven gebeurtenis. Wij kunnen het dan ook moeijelijk ontveinzen, dat wij zelfs nu nog geen volledig helder denkbeeld hebben van dit zoo algemeen bekende feit, en maken er dan ook in de verste verte niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de geringste aanspraak op, dat de gebeurtenis thans door ons zou opgehelderd zijn. Dit alleen meenen wij, dat door te wijzen op de vele vragen, vroeger met stilzwijgen voorbijgegaan, maar die toch inderdaad bestaan, de weg is gebaand tot opheldering van een verschijnsel, waarvan men zich niet mag afmaken door te zeggen: 't was eenvoudig een dolle windhandel. ‘Gross ist die Thorheit der Menschen, aber ohne allen Grund pflegt sie nicht zu seyn.’ Wij eindigen dan ook met den wensch, dat spoedig een ander een beter gebruik make van onze bronnen, en de gebeurtenis voldoende opheldere. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. de Hyacintenhandel van 1733-1734.Omtrent deze gebeurtenis zijn de berigten uiterst schaars, en van daar ook dat ze aan slechts weinigen bekend en tot heden toe nog door niemand aan een opzettelijk onderzoek onderworpen is. Wel is er naar aanleiding dezer gebeurtenis een werkje uitgekomen onder den titel: ‘Flora's Bloem-warande in Holland, alwaar haare Heerlykheid weêr ten troon werd verhéven, geviert en aangebéden van Flora's Lievelingen. Beschreven door 't Kunstgenootschap E Musis Aeternitas. t'Amsterdam, By Dirk Swart, Boekverkoper in de Oude Lelystraat,’ waarvan de drie deeltjes, elk 96 blz. klein 8o. groot, en met twee hyacinten als vignet, achtereenvolgens in 1734, 35 en 36 in 't licht kwamen, maar de inhoud is, wegens den mythologischen vorm waarin de onbekende schrijver zijne denkbeelden heeft gegoten, zoo onverstaanbaar, dat reeds de Hoogleeraar Tydeman, de vorige eigenaar van ons exemplaarGa naar voetnoot1, daarin aanteekende, dat het eenige begrijpelijke | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de drie deeltjes waaruit het werkje bestaat, de aanwijzing is wanneer deze gebeurtenis heeft plaats gegrepen; een oordeel waarmede ook wij ons geheel vereenigen. Wel is waar zijn er nog enkele bladzijden, waar wel de eene of andere historische waarheid schijnt door te schemeren, maar dat alles is zoo onbepaald, dat men zeker het beste doet het werkje verder op zijde te leggen. Prof. Tydeman evenwel bezat nog een tweede exemplaar van dit werkje, dat reeds vroeger op den Catal. II, bl. 58, No. 1388 voorkwam met de bijvoeging: ‘Merkwaardig ex., waarin bijgeschreven staan de namen der in dit werkje onder gefingeerde namen voorkomende bedoelde personen.’ Aan de bereidwilligheid van den tegenwoordigen eigenaar, het geacht medelid onzer Maatschappij Mr. K.J.F.C. Kneppelhout van Sterkenburg te Leiden, danken wij de inzage van dit exemplaar, waaraan wij hier de opgave ontleenen der namen van enkele personen die zich in dezen nieuwen windhandel hebben onderscheiden. Maar al kunnen wij nu hier de namen laten volgen van Pieter Leenderts, een kwaker; Huybert Langendijk, een bloemist; Frans Molijn, een deurwaarder; Cornelis Bogaert bijgenaamd Kees Uyl; Stellingwerf; Jacob van Meeteren, een makelaar; Jan Bolt, wonende buiten de Kruispoort; Jasper Pieterson; Pieter van Dijk, te Overveen; Lucas Ouwkerken; Assuerus ten Brinck; Jan Verwij; Doesburg, de jonge; F. de Vries; Adriaan van der Meij; J. Vermande; P. Boon; P. Moerbeek; Jacob Hogerbeer; Joost van Brussel; Staets, een Amsterdammer; Seger van Sompel; Cornelis Branger; Daniel Kerkhoven; Jan Kerkhoven; Willem Hessen en diens vrouw Kaatje; Pieter Smeeding; Gerrit Dinkelaag; Pieter van der Sprang; Bartel van den Bos; Jurriaen Huyn, een ziekentrooster; Jacob van der Vooren; de oude Spillebout; Jan Horstman; Lodewijk Messchert, een deurwaarder; Joris | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorhelm; Jurriaen Rigter; Hermanus Morgenstar; Frans van den Berg, in de drie Brabanders; Jan de Wit, deurwaarder; Jan Haring; Jacob Elout van der Vliet; Klaas van Dijk, bijgenaamd Klaas Klomp; Jan Horstman, Chirurgijn; Gerrit van der Hijden; Blanquin; Jan Goeree; Egbert van der Vaert; Isac van den Berg; Willem Langendijc; Valentijn, een bloemist; Mierlo, in den Haag; Hendrik Kip; Jan van Varel, een molenaar; Willem van Dulken; Hendrik Wiclaers, hospes in de Roosekrans; Daniel Lionius; Hendrik Aartsen; Michiel van Leeuwen; Hendrik Verwij; Alexander de Vos; Wierne, - deze drie laatste schilders; Izaak Stultjens; Jan Trioen; Bernardus Klijnhenst; C. Patijn; Dr. Poelgeest; Lucas Nieuwenhuijsen; Klaas Casteleijn, een breukmeester; Ferdinand Backbant; Jan de Blaker; Gerrit van den Berg; Hendrik Haemblock en Gijsber Verpoorten, - dan blijft toch altijd nog de allegorische voorstelling een beletsel om hier historische waarheden te vinden. Zooveel durven wij alleen aannemen, dat de zaak ook nu weder haren zetel te Alkmaar, Leiden, Amsterdam en Haarlem had gevestigd. Te betreuren blijft het, dat dit boekje, kennelijk zeer verstaanbaar voor den tijdgenoot, voor den nakomeling gesloten is. Alzoo den blik elders gewend. Maar ook hier keert men onvoldaan terug. De Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, deel 4, bl. 408, nog wel door Wagenaar geschreven, verhaalt alleen: ‘en nog onlangs heeft men diergelyke SommenGa naar voetnoot1, voor eenen dubbelen Hiacinth-bol, gegeven. Ja men heeft sommige Hiacinth-bollen, tegen een gouden Dukaat het aas, betaald. Gelukkig! zo die ziekte slegts eens in eene eeuw heerscht.’ Een ander | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijdgenoot: Le Francq van Berkhey, Nat. Hist. v. Holland, deel 3, bl. 1061, maakt er zich af door alleen het feit te vermelden; en had van Effen in zijnen Hollandschen Spectator, van den 14den Augustus 1733, No. 188 (deel 7, bl. 59 en 60) de zaak niet ter sprake gebragt, de Hyacintenhandel zoude, hoe weinig men er ook nog van weet, een geheel gesloten boek zijn. Maar luisteren wij hoe van Effen een' Haarlemmer, in een aan hem gerigt schrijven, sprekende invoert: ‘Men dogter Jakkemyntje, gelyk je dan weet, is getrouwt. Heden men Heer, se houwd so stinkend veul van der man, dat het een lust is om se by mekaer te sien. Ja het gaet'er over heen, se hebben nog nooyt kwesti gehad, as nou lestent, en daar het se geen ongelyk in, so as je selver kent oordeelen. Onse Pieter … sie so hiet hy na sen Grootvader, dat ook een eerlyk burger van deuse stad het geweest, het in sen hoofd gekregen, om in het kort schatryk te worden, en ik geef je eens te raden waer deur. Niet deur weeven, dat je 't vat, maer deur negosi in blommen. Wat dunkje daer van? Nou sel je mogelyk vragen hoe komt hy daer toe? en daer op kan ik je makkelik antwoorden. Je weet wel dat omtrent honderd jaer geleden sukken rul in de Tulpen was, dat men een enkeld bolletje veur groot geld verkoft, en dat'er verscheye mensen deur gerenueerd binnen. Nou beleven we weer de selfde tyd; maer in de plaets van Tulpen kommen de Hyesinten in de mode. Daer is veur een van die vodden twee en twintig honderd guldes betaeld, en voor een ander vier dusend geeyst. Dit het men schoonseun gehoord, en daer deur is hy gaende geraekt. Hy het in compeni met sen Abram neef een kleyn tuyntje gekoft veur het gelt dat se mit'er beye van een ouwe Oom hebben geërft, en daer het hy alderly soorten van Hyesinten ingeplant, die hy sukke misselikke namen geeft, dat ik niet ken bedenken waer hy se van daen haelt. Nou beeld hy'em in, so sen bolletjes maar een beetje willen opnemen, dat hy'er so veul veur krygen sel, dat hy koets en paerden sel kennen houwen, en dat sou een regt kolfje na sen hand wesen, want hy is wat groots in sen wapen. Men vind 'em schier sen leven niet op sen getouw, maer hy is altyd bezig mit in de aerd te vroeten. Hy ken uuren lang | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sitten spikkeleeren op een blommetje, en loopt van bed tot bed mit een stokje in sen hand, om de blaedjes sagjes op te ligten, en te sien of se wat groeyen. Hy snoeft dat hy der het, die nog niet in andere handen binnen; maer of het waer is dat weet ik niet, altans die bruyery staet sen Wyf niet an, en myn nog minder: en hierom raken se altemets eens an 't kyven. Ik vrees dat het 'em in de harsens sel slaen; want hy staet wel tienmael snags op, om te sien of het niet regent. Ja gisteren sey hy teugen me: Vader, ik wil men beste bol der onder verwedden datte we eer het avend is regen sellen hebben. Maer hy het 'em so dikwils daer in bedrogen, dat ik niet veul staet maek op sen proffesyingen. Hy het al kennis an liefhebbers van Flora, die te Amsterdam wonen, en krygt dageliks besoek van veulderhande mensen; dog tusschen ons geseyd en gebleven, ik loof dat hem die wat foppen, en veur het lapje houwen.’ Japik Schietspoel - aldus luidt de onderteekening van den brief - heeft zeker nooit gedacht dat zijn Haarlemsche brief van 5 Junij 1733 eens als geschiedkundige bron zou worden aangemerkt. Toch heeft zijn geschrijf inderdaad aanspraak op dien titel. En zwijgen dan de meer algemeen als zoodanig erkende geschiedbronnen over het feit, Schietspoels woorden doen ten duidelijkste zien, dat wij hier met eene soortgelijke gebeurtenis als de Tulpenhandel te doen hebben. De hyacint was echter reeds te lang in Europa bekendGa naar voetnoot1 dan dat men hier aan zeldzaamheid als eerste oorzaak denken mag; alleen de zucht om zonder veel inspanning in korten tijd rijk te worden kan daarbij in aanmerking komen. Waarom er echter juist in gemelde jaren en bepaald in de hyacinten een ‘rulletje’ kwam, is moeijelijk te zeggen; waarschijnlijk wel dat het jaar 1720 daarop eenigen invloed heeft gehad; ten minste Flora's Bloem-warande (I. 9 en 10) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doet het voorkomen alsof reeds in dat jaar en verder tot 1734 toe de bloemen wederom in groote achting zijn gekomenGa naar voetnoot1. Ons komt het niet onwaarschijnlijk voor, dat 1720 de herinnering aan den Tulpenhandel weêr heeft opgewekt, en dat er enkelen geweest zijn, die, nu de acties het er bij lieten zitten, naar een ander voorwerp tot speculatie hebben omgezien. Maar blijkt uit Schietspoels schrijverij al van eene zeer sterke overeenkomst tusschen 1734 en 1634, het Register van eenige Hyacinten enz., boven uitvoeriger omschreven, doet duidelijk zien, dat de zaak bij lange na niet den omvang van vroegere dagen had verkregen. De hoogste prijzen toch, volgens dat stuk, voor hyacinten besteed, waren 1600 en 1850 Gld. En hiermede bevelen wij den Hyacintenhandel aan de verdere nasporingen van anderen aan. Dat sedert 1734 geen derde bloemsoort het voorwerp is geworden van een' dollen windhandel, en het ook wel nooit worden zal, daarvoor strekt niet het gezond verstand van later dagen, maar wel de ‘hoek’Ga naar voetnoot2 ten waarborg.
Amsterdam, December 1865. |
|