Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1863
(1863)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 57]
| |
Voorgesteld Art. 8. Art. 9. De heer Leemans licht zijn voorstel toe. Daarop brengt de Voorzitter, namens het Bestuur, praeadvies uit, en ontraadt aan de Vergadering het aannemen van de voorgestelde wetsverandering, op grond dat daardoor de macht der Maandelijksche Vergadering te zeer zou worden uitgebreid, ten koste van die der Jaarlijksche, die dan niemand tot lid zou kunnen kiezen, ten zij de Maandelijksche Vergadering hem wilde voordragen. Hij toont aan dat het bespreken en beoordeelen der meerdere of mindere aanspraak van Candidaten tot het lidmaatschap aanleiding moet geven tot onaangenaamheden, en moeijelijk leiden kan tot billijke | |
[pagina 58]
| |
waardering. Het uitbreiden van de Maandelijksche Vergadering tot een zamenkomst van leden uit Leiden en naburige steden acht hij ondoenlijk, doch in alle geval strijdig met den geest der wet en met den aard en met het belang der Maatschappij. Het antwoord van den voorsteller wordt door den Voorzitter weêrlegd. De heer Bakhuizen van den Brink vraagt daarop over de beide artikelen afzonderlijk te stemmen, daar hij zich niet kan vereenigen met de verandering in Art. 8, maar op Art. 9 heeft hij een amendement, strekkende om die heeren Candidaten als gekozen te beschouwen, die ten minste de helft der uitgebragte stemmen op zich hebben vereenigd. De Voorzitter geeft den heer Bakhuizen in bedenking, daar ook Art. 8 dientengevolge moet veranderd worden, daarvan een afzonderlijk voorstel te maken, dat behoorlijk overlegd en besproken op de volgende Algemeene Vergadering zou kunnen behandeld worden. Hierna wordt het voorstel van den heer Leemans met 49 tegen 18 stemmen verworpen. De heer Leemans kondigt aan, dat hij tegen de volgende Jaarlijksche Vergadering een nieuw voorstel zal indienen tot wijziging van het kiesstelsel. Ook de heer Elink Sterk verklaart voornemens te zijn een voorstel tot wetsverandering in te dienen. De Voorzitter herinnert, dat zulke voorstellen bij tijds schriftelijk moeten worden ingezonden. | |
[pagina 59]
| |
Nadat de namen der nieuw verkozen Leden waren bekend gemaakt, stelt de Voorzitter voor, uit naam van het Bestuur, dat Jacob Grimm, die juist 50 jaren lid is geweest dezer Maatschappij, tot eerelid zal worden benoemd, als eene hulde aan zijne buitengewone verdiensten ook ten opzigte van de Nederlandsche Taalen Letterkunde. Dit voorstel wordt met algemeene toejuiching ontvangen en goedgekeurd, nadat het eenstemmig urgent was verklaard. Op voorstel van den heer Janssen zal per telegraaf aan den Heer Grimm deze onderscheiding worden berigt. |
|