eenige bij haar ingekomene verhandeling op de prijsvraag, ten jare 1856 uitgeschreven, waarbij verlangd was
Een praktisch handboek voor Onderwijzers ten gebruike bij de redeontleding.
Al de beoordeelaren zijn volkomen eenstemmig in de onvoorwaardelijke afkeuring van dit geschrift. Naar hun eenparig getuigenis blijkt het overal dat de Schrijver voor zijne taak in het geheel niet berekend was, dat hij geene grondige kennis van het onderwerp bezat, en die helderheid en bepaaldheid van denkbeelden miste, die bij de redeontleding als hoofdvoorwaarde moeten gelden. Allen beschouwen zijnen arbeid als eene mislukte proeve, die aan het oogmerk der Maatschappij volstrekt niet voldoet; als noch ‘aan de eischen der wetenschap beantwoordende,’ noch ‘beknoptheid met duidelijkheid en juistheid van uitdrukking vereenigende.’
Door verschillende opmerkingen hebben de beoordeelaren dit hun afkeurend oordeel gestaafd. Zij hebben gewezen op de hoogstgebrekkige voorstelling der Logische Analyse, op den onjuisten betoogtrant, op de onnaauwkeurige verklaring der begrippen, op de onbekendheid met de kunsttermen in dit vak gebruikelijk, en bovenal op de schromelijke onvolledigheid der proeve, die slechts een klein gedeelte van het veelomvattende onderwerp behandelt, of liever in zeer algemeene en onbeduidende beschouwingen vlugtig doorloopt.
Daarbij zijn door sommige beoordeelaars gewigtige aanmerkingen gemaakt op het gebrek aan taalkennis,