Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1857
(1857)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 66]
| |
gedragen volgens het bij besluit der Algemeene Vergadering van 21 Junij 1855 gewijzigd art. 91 der wet, is bij meerderheid van stemmen besloten alleen uit te schrijven, om beantwoord te worden vóór of op den laatsten December 1858, de navolgende prijsvragen:
Uit de vakken van Geschied- en Oudheidkunde:
I. Eene geschiedenis van den oorsprong, den voortgang en de ontwikkeling van kennis en wetenschap in Noord-Nederland, tot op het einde der 13e eeuw.
Tot beoordeelaars der antwoorden op deze vraag in te zenden, zijn door den Voorzitter voorgedragen en door de vergadering goedgekeurd de HH. G.H.M. Delprat, W.J.A. Jonckbloet, Jacob van Lennep, H.W. Tydeman en M. de Vries.
II. Eene beredeneerde bibliographie der Noord-Nederlandsche Kronijken, tot op het jaar 1555, vooral met betrekking tot hare bronnen en onderlinge verwantschap.
Tot beoordeelaars zijn op dezelfde wijze benoemd: de HH. R.C. Bakhuizen van den Brink, L.P.C. van den Bergh, N.C. Kist, H.W. Tydeman en S. de Wind.
III. Eene levensschets en beoordeeling van Diederik Sonoy.
Evenzoo, zijn voor de te wachten antwoorden op deze vraag benoemd: de HH. J.T. Bodel Nijenhuis, G. Groen van Prinsterer, A.P. van Groningen, I.A. Nijhoff en P. Scheltema. | |
[pagina 67]
| |
Ook wordt bij deze herinnerd dat voor of op den laatsten December 1857 antwoorden worden ingewacht op de ten jare 1856 uitgeschrevene Prijsvragen:
Uit de vakken van Taal- en Letterkunde.
Een praktisch handboek voor Onderwijzers ten gebruike bij de redeontleding.
Door de Regering wordt, blijkens art. 37-40 van het ontwerp van wet op het Lager Onderwijs, veel gewigt gehecht aan de zins- of redeontleding. De Maatschappij zelve is overtuigd, niet alleen van het nut dezer oefeningen tot ontwikkeling van het verstand en tot opscherping van het oordeel, maar ook van den invloed, dien eene wel ingerigte logische analyse op taal en stijl hebben kan. Zij wenscht daarom te voorzien in de bestaande behoefte aan een handboek voor onderwijzers over de redeontleding, dat aan de eischen der wetenschap beantwoordt en beknoptheid met duidelijkheid en juistheid van uitdrukking vereenigt.
Uit de vakken van Geschied- en Oudheidkunde:
Door den beroemden Voigt (in von Raumer's Taschenbuch), door Lappenberg en Laurent (in de Zeitschrift für Hamburgische Geschichte) en door vele anderen zijn in de laatste jaren belangrijke mededeelingen gedaan aangaande de Vitalienbrüder, die van het midden der dertiende eeuw tot in den aanvang der vijftiende handel en scheepvaart op de Noord- en Oostzee onveilig maakten. | |
[pagina 68]
| |
Dikwijls verwijzen zij op briefwisselingen met de Regering van Enkhuizen, Hoorn, Haarlem, Leiden en andere plaatsen gevoerd, maar de berigten onzer Geschiedschrijvers stellen ons niet in staat dit belangrijk onderwerp naauwkeurig te leeren kennen. Een opzettelijk onderzoek in onze archieven zou hier ongetwijfeld tot gewigtige uitkomsten leiden. De Maatschappij verlangt daarom eene
Geschiedenis van de opkomst en uitroeijing der Victualiebroeders of Likedeelers, vooral met betrekking tot ons Vaderland.
De prijs door de Maatschappij voor de bekroonde verhandelingen uitgeloofd, bestaat, in een' gouden penning, ter waarde van één honderd en vijftig gulden, of wel de waarde van dien. De in te zenden stukken moeten met eene andere hand dan die des auteurs geschreven en met eene zinspreuk geteekend zijn. In een verzegeld omslag, dezelfde spreuk ten opschrift hebbende, vermeldt de steller zijnen naam en zijne woonplaats. Een en ander moet, vrachtvrij, vóór of op den bepaalden dag, bezorgd worden ten huize van den Penningmeester Mr. J.G. La Lau, of van den Secretaris der Maatschappij. |
|