Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1855
(1855)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||
Levensbericht van Goswinus Josephus Augustinus bar. de Stassart.Onder de belgische schrijvers die de fransche taal gebruikten en die hunne letterkundige loopbaan in die tijdruimte hebben begonnen, wanneer alles, ten onzent, onder het zware juk van den vreemde gebogen, fransch en franschgezind scheen te moeten worden, staan er geene hooger in roem en achting dan de Baron de Stassart, een man wiens biographie, als men zijne staatkundige en administrative verdiensten nagaat, gemakkelijk een dik boekdeel zou kunnen beslaanGa naar voetnoot1. Het is bijzonderlijk als fabeldichter dat hij eene verdiende populariteit heeft verworven. Negen achtereen volgende uitgaven dezer lieve apologen die hem naast Gellert en Florian plaatsen, wier beider hoedanigheden hij op de treffelijkste wijze wist op zijde te streven, zonder dat hij in hunne verschillende gebreken gevallen zij, bewijzen genoeg dat hij van dit vak de ware en volle gave bezat. Hoewel wij slechts hulde willen doen aan den geëerden letterkundige die zoo lang deel maakte van de maatschappij van | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||
Leiden, schijnt het ons niet ongepast in de hoofdzakelijke bijzonderheden van zijn leven te treden, vooraleer wij van zijne lettervruchten spreken. Goswinus Josephus Augustinus Baron de Stassart, kwam te Mechelen ter wereld den 2 September 1780. Hij sproot uit een oud-adelijken stam, wiens leden verscheidene regterlijke en militaire ambten gedurende de XVIIIe eeuw hadden bekleed, en dat bijzonderlijk in de provincie Namen in hoog aanzien stond. Na zijne humaniora te Namen, en zijne regtsgeleerde studiën te Parijs te hebben geeindigd, trok hij welhaast, in deze laatste stad door zijne vroege bekwaamheid, de ernstige aandacht van het Gouvernement tot zich en werd hij reeds in 1804, naauwelijks 24 jaren oud zijnde, Auditeur bij den Raad van Staat en bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken benoemd. Hier gaf hij zooveel blijken van kennisse en beleid, dat hij kort daarna aan den Intendant-Generaal van het leger te Weenen werd toegevoegd. Na den slag van Austerlitz bekwam hij eene zending naar Tyrol en Voorarlberg en werd als Intendant te Inspruck aangesteld. Dezelfde functiën bekleede hij opvolgendlijk te Warschau, te Elbing en te Koningsberg. Zijn moedig gedrag in de zaken die hem in Pruissen werden toevertrouwd, beviel zoo uitermate het bestuur van Napoleon, dat hij in 1807 het kruis van het Eere-legioen op zijne borst zag prijken. Na de bijeenkomsten der twee Keizers te Erfürt verlieten de Fransche troepen het Pruissische gebied en de Stassart keerde, in 1808, naar Frankrijk terug. De diensten in de laatste jaren door hem bewezen, kregen weldra eene nieuwe belooning; de jonge ambtenaar werd opvolgendlijk Onder-Prefekt te Orange en Prefekt te Vaucluse benoemd. In die betrekkingen, welke hem meer letterlust verschaften, gaf zich de Stassart op nieuw aan zijne lievelingsdroomen over en beoefende hij aldaar met aanhoudende iever de poëzij die hij voor een oogenblik had moeten verlaten. Te Vaucluse legde hij de letterkundige strekking van zijn geest aan den | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||
dag door het stichten, in die stad, van eenen prijs om den lof van Petrarcha te zingen, en door het vestigen eener openbare Bibliotheek aan welke de milde stichter omtrent 2000 werken ten geschenke gaf. In 1811 stelde Keizer Napoleon hem tot Prefekt van het Departement der Monden van de Maas, te 's Gravenhage aan, waar hij zich nogmaals op het begunstigen van kunsten en wetenschappen toelegde. De altegroote stugheid, de overdreven iever waarmede hij aldaar zijne functiën uitoefende, in zekere omstandigheden, die hem ten kwade zijn aangeduid, moeten misschien min aan zijn karakter dan aan de moeijelijkheden van het bestuer waarin hij verkeerde, worden toegeschreven. Men herinnert zich immers dat hem, gelijk aan al de Prefekten van de alstoen veroverde landen, de taak was opgelegd om alles: menschen, wetten, zeden, te verfranschen; hetgeen aan eene natie zoo innig, als de Hollandsche, aan hare onafhankelijkheid verkleefd, weinig kon behagen. De beroemde van der Palm zelve, die hem en den vreemden anders zoo vijandig was, aarzelt niet te bekennen dat de man groote verdiensten had en een uitmuntend verstand was. Wat er ook van zij, na de bekende gebeurtenissen van 1813, werd de Stassart gedwongen zijne prefektuur vaarwel te zeggen en keerde hij terug naar Parijs, dat voor hem een tweede vaderland was geworden. Gedurende 1814, onder het beleg van Frankrijks hoofdstad door de verbondene legers werd hij gelast met den dienst te doen van Ordonnancie-Officier bij Koning Josef. Later, na de terugkomst van Napoleon, trok hij naar Weenen den 16 April 1815 met eene vertrouwelijke zending voor den Keizer van Oostenrijk, met wien hij over het behouden van het traktaat van Parijs zou handelen. Doch weinige maanden daarna moest de roemrijke slag van Waterloo den baatzuchtigen veroveraar zoo veler landen van zijne Kroon berooven en hem in den afgrond werpen. De Restauratie der Bourbons deed de Stassart naar zijn vader- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||
land terug keeren, waar hij eenigen tijd in werkeloosheid bleef. Maar een man die zoo veel bewijzen van bestuers bekwaamheden had gegeven, kon niet lang vergeten blijven. In 1818, onder Koning Willem, werd hij tot lid der Provinciale Staten van Namen gekozen. Drie jaren later trad hij in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waar hij zich weldra door zijne oppositie tegen het Nederlandsch bewind deed kennen, zich telkens op de bres bevindende wanneer het er op aan kwam de eischen der Zuidnederlanders te verdedigen. Men weet dat de Stassart een der hoofden was dier hevige parlementaire beweging, welke eindelijk de omwenteling van het jaar 1830 en de splitsing der Nederlanden te weeg bragt. Welhaast speelde hij in de gewigtige gebeurtenissen van dien tijd eene werkdadige rol. Hij maakte deel van het nationaal kongres dat de onafhankelijkheid van Belgie vestigde en bekleedde zelfs de waardigheid van Ondervoorzitter van die vergadering waarin hij de Provincie Namen vertegenwoordigde. De Stassart die nooit zijne fransche gezindheid had afgelegd, stemde in 1831, voor de vereeniging onzer gewesten met Frankrijk. Doch zoodra Prins Leopold Koning was gekozen, richte hij zich naar het fait accompli en werd hij een der getrouwste dienaren van het nieuw bestuur. Ook werd hij opvolgendlijk met de hoogste ambten bekleed; hij werd Gouverneur van Namen, dan van Braband, later Voorzitter van den Senaat en Gezant te Turin, en wist hij zich in die verschillende posten het vertrouwen waardig te maken dat de Koning en de natie in hem stelden. In 1847 trad de Stassart uit den Senaat en tevens uit het woelig politieke leven, om zich voortaan aan zijne letterkundige bezigheden geheel en uitsluitelijk over te geven. Lid sedert ettelijke jaren der Koninglijke Academie van Belgie en herhaalde maal Voorzitter derzelve gekozen, heeft hij dit wetenschappelijk korps aanhoudende blijken van werkzaamheid en verkleefdheid gegeven. Hij maakte ook deel van | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||
het fransche Instituut en van vele geleerde genootschappen, zoo wel ten onzent als bij den vremdenGa naar voetnoot1. Na eene loopbaan zoo eerelijk en zoo wel vervuld, bezweek de Stassart aan eene kortstondige ziekte te Brussel, den 10 October 1854. Hij was weduwenaar van Mevrouw de Gravin du Mas de Peysac, doch heeft bij haar geene kinderen verwekt. Ook is men waarschijnelijk aan deze omstandigheid de milde letterkundige legaten verschuldigd waarvan wij aanstonds zullen spreken. Reeds in het jaar 1851 had de edele Baron de Stassart eenen eeuwigdurende prijs in de Academie ten zijnen koste gesticht om alle zes jaar te worden toegekend aan den schrijver van een levensbericht over eenen of anderen beroemden Belg, beurtelings onder de geschiedenis-schrijvers, de letterkundigen, de geleerden en de kunstenaars genomen; maar eenige jaren later zou dit eerste bewijs van belangstelling voor de Academie nog meer uitgebreidheid bekomen. Hetgeen hij voor dit korps gedaan heeft verdient wereld-rond gekend te zijn, op dat hij door anderen in dit voorbeeld gevolgd worde. Stond de Baron de Stassart niet reeds hoog in achting als staatsman en letterkundige, zijn naam zou voorwaar verdienen de eerbied der nakomelingen tot zich te trekken door de zoo milde dispositiën welke zijn testament ten voordeele van kunsten en wetenschappen voorschrijft. Wij kunnen den man niet beter vereeren dan met den lezer de verschillende giften van dien aard medetedeelen die wij zijnen laatsten wil zijn verschuldigd. Zie hier hoe dit merkwaardig stuk luidt: ‘Mijn algemeen erfgenaam (Markies de Maillen) zal 500 francs belgische rente aankoopen en zal de Koninklijke Akademie van wetenschappen, letteren en schoone kunsten verzoeken dezelve te gebruiken om eenen prijs te stichten die | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||
alle zes jaar voor de oplossing eener vraag van nationale geschiedenis zal uitgereikt worden, dermate dat bedoelde prijs (met de vereenigde kroosen) een beloop van meer dan 3000 fr. zal uitmaken. Daarenboven laat ik aan de gezeide Akademie het borstbeeld van mijn' overgrootvader J.B. van Helmont (den beroemden geneeskundigen) door Godecharles vervaardigd; - de eermetalen die mij door de inwoners van Namen zijn ten geschenke aangeboden, na de afschaffing van mijn pensioen van Onder-Prefekt onder de regering van Koning Willem I, als ook door de kiezers van de provintie Braband, na mijne afstelling ten jare 1839, en de drie eermetalen in de school van Rechtsgeleerdheid te Parijs in 1803 en 1804 gewonnen; - daarenboven mijne decoratien, uitgezonderd mijn sleutel van Kamerheer die volgens de bestaande reglementen, aan den Gezant van Oostenrijk, te Brussel, moet overgemaakt worden. Ik geef aan bedoelde Academie mijne verzameling van autographenGa naar voetnoot1, de gekartonneerde cahiers, de brieven vervattende van mijne talrijke korrespondenten, van welke een deel onder de roemrijkste personnaadjes dezer eeuw mogen gerekend worden; alsook de drie glazene kasten die zich in mijn studie-kabinet bevinden. De handschriften in folio (wel te verstaan, die alleen) van mijn' vader en van mijn' grootvader mitsgaders het borstbeeld van dezen laatsten, dienen vragt-vrij, door de zorgen en ten koste van mijnen algemeenen erfgenaam aan den Voorzitter van de regtbank van Namen gezonden te worden, met verzoek van ze in het archief van gemeld tribunaal te bewaren. De andere handschriften zullen aan de K. Academie van Belgie toebehooren, aan welke ik ook mijn Bibliotheek laat, de boekwerken uitgezonderd waarover ik zou hebben beschikt, als ook diegene welke die boekzaal reeds bezit.’ Die boekverzameling is bijzonder merkwaardig, daar zij onder | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||
andere een exemplaar bevat van bijna alle de fabeldichters die in welkdanige taal zijn geschreven geweest. Boeken, handschriften, autografen, alles is in het beste orde, rijkelijk ingebonden en nauwkeurig gerangschikt. Om een openbaar bewijs van dankbaarheid aan den eerelijken testateur te geven, heeft de Academie onmiddelijk de volgende besluiten genomen. 1o. Het hooge bestuur zal verzocht worden het borstbeeld van den Baron de Stassart in het marmer te laten vervaardigen om in de publieke zaal van het gesticht te worden geplaatst. 2o. Men zal een eerepenning slagen om het aandenken van den overledene te vereeuwigen. 3o. De twee prijskampen door de Stassart gesticht, zullen zijnen naam voeren. 4o. De klas der letteren zal door de levensbeschrijving van den Heer de Stassart de rij openen der noticien die zij in konkoers zal stellen voor den prijs hier boven vermeld, door den testateur uitgeloofd. 5o. Eene afzonderlijke vignette zal op ieder boekwerk door de Stassart aan de Akademie gelegateerd, worden geplakt. Men ziet het, de Koninklijke Akademie heeft hoogst hare verpligtingen jegens den overledene erkend; de hulde aan de Stassart toegebragt is allezins de rijke gift waardig! Kon de letterkundige roem van den kieschen en zuiveren schrijver vergeten worden, het geheugen zijner mildheid zal immer in den schoot van het geleerd genootschap worden bewaard. Alsof hij zijne aanstaande dood verwachte, had hij zelve, eenige dagen voor zijn dood de uitgave van alle zijne werken laten drukken onder den titel van Oeuvres diverses, een dik boekdeel in 8o, 2 kolommen 8o, van 1092 bl. Om de letterkundige werkzaamheid van den overledenen te doen kennen vinden wij geen beter middel dan een uittrek te maken uit de tafel van dit boek, waar alle zijne werken zijn aangeduid.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hoewel al deze voortbrengselen uit de Stassart's pen gevloeid, niet op dezelfde hoogte staan, bemerkt men daar overal in een man die veel gezien, veel gestudeerd, veel gedacht heeft. Die volledige werken schilderen ons den schrijver af zoo als hij was, een geest vol smaak en kieschheid, eene eerelijke en gevoelige ziel, hier en daar zoo wat lauw en tot vleien geneigd, de magten van den dag misschien te zeer toegedaan en het pouvoir fort uittermate genegen, doch moedig en onafhankelijk wanneer het er op aan kwam om de rechtvaardigheid en de zedelijke belangen der maatschappij te verdedigen of te handhaven. Onze taak is ten einde geloopen; hebben wij deze levensbeschrijving niet langer gemaakt, hebben wij over de Stassart's talrijke verdiensten niet breedvoeriger uitgeweid, het is om dat die last beter door andere reeds is uitgevoerd en dat de beperkte ruimte van deze Handelingen ons tot kortbondigheid heeft overgehaald.
Gent 8 April 1855. Baron de St. Genois. |
|