VIII.
Met betrekking tot het ontwerp van wijzigingen in de Wet der Maatschappij is, nadat onderscheidene leden het woord gevoerd hadden, eindelijk, ook uit aanmerking dat niet alle leden tijdig genoeg inzage gehad hadden van de voorgestelde wijzigingen, goedgevonden op voorstel van een der leden, de beraadslagingen over Hoofdstuk II der Wet te verdagen tot de Maandvergadering; welk voorstel, doch door den Voorzitter gewijzigd tot een verdagen tot de eerstvolgende Algemeene Vergadering, met eene groote meerderheid van stemmen wordt goedgekeurd.
De beraadslagingen over het vijfde en elfde Hoofdstuk, alsmede over art. 11 van het Reglement voor de Boekerij, zijn daarop achtereenvolgens geopend en de voorgestelde artikelen, na eenige woordenwisseling, aangenomen. Zij luiden thans aldus: