Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1853
(1853)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– AuteursrechtvrijVII.Op de vraag des Voorzitters of men op de redactie der gedrukt ter tafel zijnde prijsvragen iets had aan te merken, stelde de heer Koenen voor, om de eerste der vragen
Uit de vakken van Taal- en Letterkunde,
aldus aan te vullen: ‘eene ..... opgave en taalkundige beoordeeling van’ enz. Dit voorstel bij meerderheid aangenomen zijnde, luidt die vraag als volgt: | |
[pagina 56]
| |
I. Eene naauwkeurige en in alphabetische orde gerangschikte opgave en taalkundige beoordeeling van Woorden en Spreekwijzen, die sedert de tweede helft der XVIIIe eeuw in onze taal te regt of te onregt ingang hebben verkregen. (Men vergelijke de Lijst van woorden, van wege de Maatschappij uitgegeven door Prof. Siegenbeek, in 1847.)Ga naar voetnoot1
Welke vraag is uitgeschreven.
Uit de vakken van Geschied- en Oudheidkunde:
is uitgeschreven de eerste prijsvraag:
II. Een handboek van de Diplomatiek (Charter- en Handschriftenkunde) voor Nederland ingerigtGa naar voetnoot2.
De antwoorden op deze twee vragen worden ingewacht vóór of op den laatsten December 1854.
Ook wordt bij dezen herinnerd dat vóór of op den laatsten December 1853 antwoorden worden ingewacht op de ten jare 1852 uitgeschrevene prijsvragen:
Uit de vakken van Taal- en Letterkunde.
I. Eene Spraakkaart van het Nederlandsch, waarop | |
[pagina 57]
| |
de grenzen zijn aangeduidGa naar voetnoot1 der verschillende dialecten; met een bijgevoegden tekst, waarin het aangewezen spraakverschil taalkundig wordt uiteengezet. (Bernhardi's Sprachkarte von Deutschland (2e Aufl. Kassel 1849), hoezeer in vele opzigten gebrekkig, en sommige kaarten in den Atlas historique de la Belgique, door Jusseret (Brux. 1839) kunnen tot toelichting en voorbeeld dienen.)
Uit de vakken van Geschied- en Oudheidkunde:
I. Eene levensgeschiedenis van Maria, Prinses van Oranje, Koningin van Engeland, inzonderheid naar aanleiding van authentieke stukken. II. Eene geschiedenis van den Kerkbouw in ons Vaderland tot op het zoogenoemde Gothische tijdperk. [Ter gemoetkoming aan de voor de beantwoording, dezer laatste vraag vereischt wordende onderzoekingen, wordt, boven het gewone eermetaal, nog de som van één honderd en vijftig gulden uitgeloofd, en de tijd tot inzending verlengd tot op den 31en December 1855.] De prijs door de Maatschappij voor de bekroonde verhandelingen uitgeloofd, bestaat, in een' gouden penning, ter waarde van één honderd en vijftig gulden, of wel de waarde van dien. De in te zenden stukken moeten met eene andere hand dan die des auteurs geschreven en met eene zinspreuk geteekend zijn. In een verzegeld omslag, dezelfde spreuk ten opschrift hebbende, vermeldt de steller zijnen naam en zijne woon- | |
[pagina 58]
| |
plaats. Een en ander moet, vrachtvrij, vóór of op den bepaalden dag, bezorgd worden ten huize van den Penningmeester Mr. J.G. la Lau, of aan den Secretaris der Maatschappij. |
|