Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1848
(1848)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 102]
| |
geven tot hel doen van voorstellen, niet onder de punten van Beschrijving opgegeven. De Voorzitter geeft daarop het woord aan den Heer Penningmeester la Lau, welke namens de Commissie tot onderzoek naar een lokaal voor de Maatschappij het navolgende voordraagt: | |
Verslag van de Commissie tot onderzoek naar een lokaal voor de Maatschappij.Mijne Heeren!
Is de Bibliotheek der Maatschappij zoo als uit den zeer lijvigen Catalogus blijkt, haar eene kostbare bezitting, dan heeft die ook regtmatige aanspraak op geschikte huisvesting, waar zij veilig kan worden bewaard, behoorlijk uit een geplaatst en gemakkelijk bezocht. Sedert hare geboorte was zij eene zwerveling, verhuisde van hot eene locaal naar het andere en vond in de laatste jaren een gehuurde schuilplaats, die zij met October of uiterlijk met Mei aanstaande moet verlaten. Zoo loopt zij gevaar op nieuw een nomadisch leven te moeten leiden. Dat kan, dat mag echter niet meer, bij hare tegenwoordige uitgebreidheid, welke meer en meer doet verlangen dat zij zoo veel mogelijk aan hare bestemming beantwoordende, een letterkundig licht zij in ons Vaderland, niet onder eene korenmaat, maar op eenen kandelaar. Weder een locaal te huren met al de bezwaren van mindere veiligheid en toegankelijkheid, en die van wisselvalligheid van voortdurend verblijf, wie zou 't geraden achten? Aller wenschen strekken zich daarom uit tot het be- | |
[pagina 103]
| |
zit van een eigen locaal, hetgeen niet alleen in de behoefte der bibliotheek voorzien zou; maar tevens in die van eene eigene vergaderzaal en kamers voor Commissiën, waarvan nu de huur telkens kosten veroorzaakt; terwijl men daarenboven ten opzigte van een huurlocaal ook steeds van anderen afhankelijk en in de vrije beschikking belemmerd is. Tot dit doel is voorloopig eene Commissie werkzaam geweest, daartoe door het Bestuur gemagtigd, met vrijheid om met eene Commissie van eene andere Maatschappij die mede behoefte aan localen heeft, in overleg te treden, of door onderlinge zamenwerking, beider gemeenschappelijk doel ware te bereiken. De Verslaggever zou U veel kunnen mededeelen van den arbeid dier Commissiën; wat localen ze al gezien, wat plannen ze al beraamd hadden; maar korter is het en voldoende, U eenvoudig te berigten dat zij vooreerst nog niet heeft kunnen slagen om U eenig bepaald plan te kunnen aanbieden. Had de Maatschappij eenig kapitaal, zoo zou in deze Vergadering de magtiging worden verzocht om daarover te beschikken; dan helaas, Mijne Heeren, de jaarlijksche rekening getuigt van de schraalheid harer kas. Daar men zich echter tot geen koop kan verbinden, zonder zekerheid van de noodige gelden ter voldoening, zoo acht de Commissie het noodig om der Vergadering voor te stellen, dat de gelden voor de aanschaffing en inrigting van een locaal, bij wijze van geld-leening onder de Leden worden bijeen gebragt. Het plan zou zijn, om daartoe eene voorloopige in- | |
[pagina 104]
| |
teekening te openen, bij rondgaanden brief; daarin het plan en de waarborgen opgevende, met uitnoodiging tot verklaring, of en voor hoeveel aandeden van honderd guldens men zich verbindt, ingeval zich eene gelegenheid tot aankoop van een locaal zal opdoen; opdat de Commissie een aannemelijken koop kunnende sluiten, onder de noodige magtiging, hiertoe zou kunnen overgaan, in de zekerheid van de beschikking over de noodige gelden; daar anders geene onderhandeling kan worden geopend, veelmin zoo lang slepend gehouden, tot de magtiging en aanvrage en antwoord zou verleend, gedaan en gegeven zijn. Mogt de toezegging van te nemen aandeelen meer zijn dan er noodig zou wezen, dan ware dit te vinden; - dat er niet genoegzaam zou worden ingeschreven, zou eene onderstelling zijn, die bij een overzigt van het aantal van ruim 300 Leden, waaronder zoo vele wier gegoedheid, en liefde tot de Maatschappij, wier stand en betrekking zoo gunstig bekend zijn, ongerijmd ja beleedigend zou kunnen geacht worden; terwijl 't van zelf spreekt dat, bij ongenoegzame aanbieding men van verdere pogingen tot aanschaffing van een eigen locaal zou moeten afzien en zich andermaal zoo goed mogelijk in eenig gehuurd locaal zou moeten behelpen. Wij vertrouwen echter op de algemeene belangstelling ter verwezenlijking van een plan, dat, geenzins gesproten uit zucht tot schittering of om vertooning te maken, maar uit behoefte ontstaan, met zuinig overleg zou worden tot stand gebragt: en bevelen ten over- | |
[pagina 105]
| |
vloede het gemeenschappelijk belang van al de Leden ten dringendste aan ieders onpartijdig oordeel, aan ieders welwillende ondersteuning met vertrouwen aan.
De Commissie voornoemd, namens dezelve: J.G. la Lau.
De Vergadering vereenigt zich daarop met het bovenstaand Verslag. |
|