Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1844
(1844)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– AuteursrechtvrijV.Als nieuwe Prijsvraag uit de klasse van Taalkunde, te beantwoorden vóór of op den 31 December 1845, schrijft de Maatschappij uit: Een oordeelkundig onderzoek naar den invloed van Bilderdijk's Dichtwerken op de kennis, de ontwikkeling, beschaving en verrijking van onze Moedertaal; gepaard met naauwkeurige aanwijzing der woorden en spreek- | |
[pagina 71]
| |
wijzen, welke door hem, of voor het eerst ingevoerd, of uit de Oudheid in het gebruik teruggeroepen zijnGa naar voetnoot*. Men vermeent hierbij te moeten herhalen de loopende Prijsvragen uit de klasse van Oudheid- en Geschiedkunde, wier termijn verstreken zal zijn den 31 December dezes jaars 1844: I. Onderzoek naar den invloed, welken de vestiging der Fransche Vlugtelingen (Refu- | |
[pagina 72]
| |
giés) in ons Vaderland op het einde der zeventiende Eeuw, ten gevolge der herroeping van het Edict van Nantes, gehad heeft, zoo op den Handel en de Nijverheid, als bovenal op de Letteren, de Beschaving en de Zeden der Nederlanderen. Als inleiding verlangt de Maatschappij een beknopt Geschiedkundig overzigt van de overkomst en vestiging zelve der Vlugtelingen. II. Eene Geschiedenis der Abdij en de Heerlijkheid van Egmond, en van beider invloed op den Staatkundigen, Kerkelijken en Wetenschappelijken toestand van Nederland. III. Voor den tijd van drie jaren heeft zij, in 1843, uitgeschreven, en dus, om te eindigen op den 31 December 1846 (om de uitvoerigheid der stoffe en de moeite daaraan verbonden): Eene Geschiedenis van den Kerkbouw in ons Vaderland tot in de zestiende Eeuw: opgemaakt vooral uit naauwkeurige vergelijking der in de verschillende gewesten aanwezige oudere Kerkgestichten, en in verband beschouwd met den gang der Burgerlijke en Christelijke beschaving hier te lande. De platte gronden en afbeeldingen, welke hierbij noodig geacht worden, kunnen op eene eenvoudige schaal worden ingerigt. Omtrent deze laatste vraag, die over den Kerk- | |
[pagina 73]
| |
bouw, moet hierbij nog herinnerd worden, dat er op de Algemeene Vergadering dezes jaars besloten is, uit aanmerking der voor dezelve benoodigde reizen, teekeningen enz., aan het best gekeurde antwoord, boven den gewonen penning der Maatschappij, als buitengewone erkentenis, toe te wijzen eene geldelijke belooning van een honderd en vijftig gulden. |
|