Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1830

XI.

Tot Leden worden gekozen: J. Amersfoordt, Rector der Latijnsche scholen enz. te Sneek; J.C. Baud, Directeur van de Zaken der Kolonien in 's Hage; G.F. Benecke, Hoogleeraar te Göttingen; J.C.B. Bernard, Hoogleeraar aan de Universiteit te Leiken, Inspecteur-Generaal van den Geneeskundigen dienst enz.; Jonkh. A.J.L. van den

[p. 49]

Bogaerde, Gouverneur van Noord-Braband te 's Hertogenbosch; Mr. N. Carbasius, Advocaat in 's Hage; A. Clavareau, Verificateur enz. te Maastricht; J. ab Utrecht Dresselhuis, Predikant te Wolfaartsdijk; Mr. R.K. Driessen, Advocaat enz. te Groningen; Mr. M. van Doorninck, Lid van den Raad, en Curator van het Athenaeum Ill. te Deventer; F.A. Ebert, Hofraad en Opper-Bibliothecaris te Dresden; Mr. J. Fabius, Advocaat te Amsterdam; P. van Genabeth, Professor aan het Athenaeum te Brugge; Mr. A. van Gennep, Lid van den Raad van Staten en van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, Vice-President van het Syndicaat te Amsterdam; Mr. W.J.C. van Hasselt, Advocaat te Amsterdam; Mr. J.J. op den Hooff, Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Advocaat enz. te Amsterdam; J. Immerzeel Jr., in 's Hage; T.P. Gisius nanning, eerste Luitenant der Genie, Leeraar aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda; Jr. Mr. W.L.F.C. van Rappard, Officier bij de Regtbank te Zutphen; Mr. J.H. van Reenen, Lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal enz. te Amsterdam; J. Renier, Predikant, en Rector der Latijnsche Scholen te Veere; T. Roorda, Professor aan het Athenaeum te Amsterdam; Mr. A. Sandelin, President van de Regtbank van Eersten Aanleg te Brugge,

[p. 50]

Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal enz.; A.C. Schenk, te Charlois; J.F. Serrurier, Referendaris bij het Departement van Binnenlandsche Zaken in 's Hage; R.H. van Someren, te Rotterdam; J.C. Veltman, Predikant, Voorzitter van het Letterkundig Genootschap Diversa, te Dordrecht; Mr. P. Wolterbeek, Lid van de Regtbank van Eersten Aanleg, te Amsterdam.

Eindelijk werdt, bij de rondvrage of ook een der Leden iets voor te stellen hadden, door den Heer van Reesema in bedenking gegeven, of, na het gedaan rapport, vermeld bij art. V. het vorig besluit (zie Handelingen der Algemeene Vergadering 1828. bl. 64. en van 1829. bl. 71-72.) thans als vervallen moet worden beschouwd? Waarop, na discussie besloten is, zulks aan de maandelijksche Vergadering te verwijzen, ten einde bij nader rapport daarop te beraadslagen bij de algemeene Vergadering van 1831.

(geteekend)

M. Siegenbeek,

Voorzitter.