Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1830
(1830)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– AuteursrechtvrijIII.Uit de vier voorgestelde vragen, zijnde: 1. Eene oordeelkundige beschouwing van hetgeen door de Nederlanders in onderscheidene vakken van Welsprekendheid in de moedertaal geleverd is. 2. Lofrede op Nic. Witsen. 3. Een beoordeelend verslag van de voornaamste dichtstukken in de moedertaal, die meer of min tot het Heldendicht naderen, ter aanwijzing, welk derzelve de meeste vereischten dier dichtsoort in zich vereenigt. 4. Welk is het oorspronkelijk karakter der Nederlandsche Poëzij, waardoor zij zich van alle buitenlandsche poëzij onderscheidt? In welke stukken herkent men dat het best? Wat kan en moet de dichter inachtnemen, om dat eigenaardige nog sterker te doen uitsteken, en haar, bij de tegenwoordige zucht tot overzetting van dichtwerken uit vreemde talen, een aanzienlijke plaats te zien toewijzen in de Europesche Letterkunde? wordt, bij meerderheid van stemmen, gekozen de eerste, om beantwoord te worden voor | |
[pagina 44]
| |
1 Januarij 1832 en beoordeeld op de Algemeene Vergadering van dat jaarGa naar voetnoot*. |
|