Mr. P.F. Hubrecht, Ds. H.J. Matthes, de Heer Baron J.W.M. Collot d'Escury, oudste Zoon van den Heer van Heinenoord, de Heer P. de Haan, Pz., en Dr. H.F. van Doeveren.
Ik heb onder de werkzaamheden onzer bijzondere Vergaderingen niet mede vermeld het gestadig berigt van geschonkene Boekwerken, en de besluiten van dankzegging daarop gevallen, als behoorende dit onderwerp thans tot het straks volgend afzonderlijk verslag nopens de Bibliotheek der Maatschappij.
Ook heb ik nog geen gewag gemaakt, als zijnde op de Vergaderingen zelve er niets van voorgekomen, van de gestadige bemoeijing nopens den druk en de uitgave van het Tweede Deels tweede Stuk van de Nieuwe Werken der Maatschappij. Dit stuk, behelzende het tweede, of toegepaste gedeelte van de Verhandeling van ons geleerd medelid Westendorp, met bijvoegselen en aanmerkingen op de geheele Verhandeling, heeft ons bijkans dit geheele jaar bezig gehouden, wegens de noodzaak, om elk blad, vóór den afdruk, ter correctie onder het oog van den Schrijver zelven te brengen. Thans echter heb ik het genoegen Ul., Mijne Heeren! te kunnen berigten, dat dit tweede stuk, of liever, dat het tweede Deel der Nieuwe Werken, als één geheel, voltooid is, en dat de bekroonde Verhandeling van onzen geachten van Kampen, die het Derde Deels eerste stuk der