VII.
De rekening van den Penningmeester door de Vergadering opgenomen en goedgekeurd zijnde, is daaruit gebleken, dat de ontvangst (met het batig overschot van het vorige jaar) beloopen had de som van ƒ 1577. 33; de uitgave, die van ƒ 1275. 71 ½; gevende dus in de kas een batig saldo van ƒ 301. 61 ½.
Doch alzoo dit batig saldo meer dan geabsorbeerd zou worden, door de, na het opmaken van dezen staat, nog ingekomen rekening van de Uitgevers van het even in het licht gekomen II Deels I Stuk van de Werken; terwijl de bekrooning van dezen dag eene, wel aangename, maar dubbele uitgave, van drukken en medaille, medebragt, en men algemeen wenschte, het be-