VII.
De rekening van den Penningmeester bedroeg een ontvangst van ƒ 2071.17 (daaronder begrepen het batig saldo van voorleden jaar); eene uitgave van ƒ 1082.13; en alzoo een batig overschot van ƒ 989.4: (doch waartegen nog later eene rekening was ingekomen van de Boekhandelaars en voormalige Drukkers der Maatschappij