VI.
De rekening van den Penningmeester door de Vergadering opgenomen en goedgekeurd zijnde, is daaruit gebleken, dat de ontvangst, gedurende het afgeloopen jaar, bedragen heeft eene som van ƒ 1724. 25; de uitgave daarentegen eene som van ƒ 556. 25; blijvende er dus bij kas een batig overschot van ƒ 1168.