Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1818
(1818)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 8]
| |
Vergadering sedert de laatst gehoudene algemeene bijeenkomst, heb ik de eer, U, in de eerste plaats, te berigten, dat het II Deels 2de Stuk van Verhandelingen dezer Maatschappij reeds bijna afgedrukt is en eerlang aan de Leden zal worden toegezonden, waarvoor gij zeker gaarne met mij aan den ijver van ons waardig medelid, den Heer M. Tydeman, wien het toezigt over de uitgave werd aanbevolen, den verschuldigden dank zult toebrengen. Met geen minder genoegen zult gij voorts vernemen, dat de openbare Vergaderingen, in dit jaar gehouden, evenzeer als in vorige jaren, blijken droegen van de bereidvaardigheid der Leden, om, door voortbrengselen van hunnen smaak en hunne geleerdheid, den roem der Maatschappij te bevorderen en uit te breiden. In de eerste dier Vergaderingen, gehouden op den 21 November 1817, las de Hoogleeraar H.W. Tydeman eene Verhandeling voor, behelzende Eenige aanmerkingen over den tegenwoordigen toestand der Vaderlandsche Letterkunde in vergelijkeng van dien bij andere volken en bij haar eigen meestbloeijenden toestand in de eerste helft der zeventiende eeuw; waarna de Heer Mr. W. Bilderdijk de bijeenkomst besloot met het voorlezen van een dichtstuk, getiteld het Vergaan. De tweede openbare Vergadering, gehouden op den 6 Februarij dezes jaars, werd door den Heer J. Teissedre l'Ange geopend met eene voorlezing over de Verstandelijke en Zedelijke waarde van Ph. Melanchthon, en, door den Heer Mr. C.J. van Assen , besloten met het voorlezen eener Verhandeling, inhoudende eene verdediging van het staatkundig bestuur van Pericles. In de derde openbare zitting eindelijk, welke op den 13 Maart ll. plaats had, werden wij eerst door den Heer Jeronimo de Vries onderhouden over het eenvoudige, kenmerk van het goede, ware en schoone, en hoorden daarna den Heer C. de Koning Lz . een dichtstuk voorlezen, tot opschrift hebbende, het Bijgeloof. Desgelijks zag de Maatschappij ook in dit jaar hare boekverzameling door aanzienelijke geschenken niet weinig vermeerderd. Van Rector en Senaat der Hoogeschool te Groningen ontving zij het I Deel van de Annales dier Academie, en van hare Leden den Baron Stassart en den Heer Mr. C. van Hulthem het Discours sur l'étude de l'Histoire des Provinces Belgiques, door den eersten, en het Discours sur l'état ancien et moderne de l'Agriculture et de la Botanique dans les Pays-Bas, door den laatsten uitgegeven. De Heeren P. Hofman Peerlkamp en A. Loosjes Pz . gaven mede der Maat- | |
[pagina 9]
| |
schappij een bewijs van hunne achting en welwillendheid door het toezenden van een exemplaar van het door hen uitgevevene en vertaalde Dichtstuk van den beroemden Constantijn Huigens , Sermones de vita propria; waarbij de eerstgenoemde later nog een afdruksel voegde van zijne Hulde aan de nagedachtenis van A. Loosjes Pz. , aan deze Maatschapij en zijne verdere betrekkingen door een' onverwachten dood te vroeg ontrukt. Ook de Heer Mr. J.H. Hoeufft verwierf zich eene nieuwe aanspraak op de dankbaarheid der Maatschappij door het aanbod van zijn Register op zijne Taalkundige aanmerkingen op eenige oud Friesche spreekwoorden, van zijne Taalkundige Bijdragen tot de naamsuitgangen van eenige meest Nederlandsche plaatsen, en van zijne Nederduitsche navolging der Gezangen van Anacreon. Verder moet ik nog melden, dat sedert het houden der maandelijksche Vergadering nog ten geschenke voor deze Maatschappij bij mij ontvangen zijn van den Heer Mr. N.C. Lambrechtsen een Exemplaar van zijne korte Beschrijving van de ontdekking en der verdere lotgevallen van nieuw-Nederland enz. onder andere Maatschappijen mede aan deze opgedragen en van een' zeer verpligtenden brief vergezeld, mitsgaders van den Heer Camberlijn d'Amougies , Lid van de Ridderschap van Vlaanderen, eene aflevering van de Annales Belgiques de Sciences, arts et litteratures, ter mededeeling van zijn daarin gedrukt Latijnsch Dichtstuk, Jennero getiteld: 't welk bij een beleefden brief door hem der Maatschappij wordt aangeboden. Ook zag dezelve zich, van wege het Gouvernement, vereerd met een Exemplaar der Nederduitsche Spraakkunst door Behaegel, ter bevordering van de kennis der Nederduitsche taal in de Zuidelijke Provinciën des Rijks ingerigt, 't welk haar door zijne Excellentie den Heer Minister voor het onderwijs enz, onder geleide eener heusche missive, werd toegezonden. Ik eindig mijn verslag met het berigt, dat de maandelijksche Vergadering zich niet slechts verblijden mogt over de aanneming van het lidmaatschap door allen, die in de voorgaande Jaarlijksche Vergadering tot Leden benoemd werden, maar dat zij ook, van het haar toegestane regt gebruik makende, het genoegen mogt hebben, van haren kring te vergrooten door de toetreding van de Heeren M. van Noort , Ds. Voet van Campen en Mr L.C. Luzac . Daarentegen heeft de Maatschappij, behalve het verlies van eenige verdienstelijke Leden, haar door den dood ontrukt, | |
[pagina 10]
| |
waaraan door den geëerden Voorzitter reeds op eene treffend wijze gedacht werd, zich alleen te beklagen over dat van den Heer G.S. de Chaufepié in 's Gravenhage, die wegens menigvuldige bezigheden voor het verdere Lidmaatschap derzelve beleefdelijk bedankt heeft. |
|