men. - Ook is de maandelijksche Vergaderinge niet in gebreke gebleven, om eene Commissie te benoemen bestaande uit de Heeren
J.W. te Water
, Mr.
H. Tollius
, Mr.
H. van Wijn
, Mr.
M. Tydeman
en
M. Siegenbeek
, ten einde zijne Majesteit bij de eerste voegzame gelegenheid, uit naam der Maatschappij met hoogstdeszelfs verheffing tot de Koninklijke waardigheid geluk te wenschen. De Commissie heeft ook getracht haren last te volbrengen, en tot dat einde door een' harer Leden, den Heer Mr.
H. van Wijn
, gehoor bij zijne Majesteit verzocht; doch zij heeft daaraan niet verder kunnen voldoen, uit hoofde van het ontvangen antwoord, dat zijne Majesteit, gevoelig voor de oplettendheid der Maatschappij, den wil voor de daad wilde nemen, en de Commissie van de overkomst naar den Haag ontsloeg.
Niet minder luisterrijk, dan in vroegere jaren, waren de Openbare Vergaderingen, in het jongst verloopen wintersaizoen door de Maatschappij gehouden; waartoe ook de vereerende tegenwoordigheid van zijne Koninklijke Hoogheid, Prins Frederik, niet weinig medewerkte. De eerste derzelve, gehouden op den 25 van Slagtmaand des vorigen jaars, werd door den Heer Mr.
J. Scheltema
geopend met het voorlezen eener Verhandeling over het leven en de verdiensten van Laurens Reaal
, en door den Heer Mr.
A.A. Stratenus
besloten met eene voorlezing over den toestand der vrouwen in de middeleeuwen, bijzonderlijk in deze landen. In de tweede, welke op den 27 van Louwmaand dezes jaars plaats had, onderhield eerst de Hoogleeraar
H.W. Tydeman
zijne toehoorders met een onderzoek naar de redenen, waarom de Welsprekendheid bij de oude Grieken en Romeinen een' hoogeren trap van voortreffelijkheid dan bij de latere volkeren bereikt had; waarna de Heer Mr.
J.H. van Vredenburch
een dichtstuk voorlas, getiteld
de Mensch
. De derde eindelijk werd door den Heer
A. Blussé de Jonge
geopend met eene voorlezing over de manier der ouden, om vooral wijsgeerige en zedekundige onderwerpen in zamenspraken te behandelen, opgehelderd door eene ontleding van Ciceroos zamenspraak over de Vriendschap, Laelius geheeten, waarna de Hoogleeraar
E.A. Borger
de zitting besloot met het voorlezen van een dichtstuk, getiteld
Minerva verdrukt en gewroken
.
Verder had de Maandelijksche Vergadering in dit jaar wederom het genoegen van de boekverzameling der Maatschappij door aanzienlijke geschenken van hare Leden niet weinig vermeerderd te