schap was opgedragen, even aangename als vereerende verzekeringen van hunne bereidvaardigheid om herzelve aan te nemen, maar ook had zij het genoegen, het getal harer leden met twee waardige Mannen, binnen deze stad woonachtig, vermeerderd te zien, de Heeren Mr.
J.E. Reuvens
namelijk, ten tijde zijner benoeming te Leyden, thans als Raadsheer in het hooge Keizerlijke Geregtshof, in den Maag wonende, en
C.J. Kneppelhout
, J.U. et Medic. Doctor alhier. Daarentegen had zij het ongenoegen, dat drie leden der Maatschappij, de Heer
van Reverhorst
namelijk ter dezer stede, de Heer
van Styrum
, thans te Nantes, en de Heer
van Bemmelen
, te Delft woonachtig, voor hun lidmaatschap bedankten, de laatste echter onder uitdrukkelljke betuiging, dat zulks alleen ten gevolge der ongunstige verandering zijner omstandigheden geschiedde. Voorts gaven velen, zoo binnen als buiten de Maatschappij, door het toezenden van aangename en belangrijke boekgeschenken, haar op nieuw bewijzen van genegenheid en hoogachting. Van de Bestuurders van het Haagsche Dichtgenootschap: Kunstliesde spaart geen vlijt, ontving zij het VIII D. van deszelfs
Nieuwe Dichtlievende Mengelingen
, en van de Boekhandelaars
D. du Mortier
en zoon
het eerste stukje van een
Nederduitsch Spel- en Taalkundig Woordenboek
, door hen uitgegeven. De Heer
van der Aa
bood aan dezelve een Exemplaar aan van zijne Redevoering over het belangrijke der briefverzamelingen van gewigtige personen; de Amsterdamsche Kerkleeraar
W. Broes
zond haar het eerste Deel zijner Leerredenen ten geschenke, en de Heer
Kluit van Rhynzaterwoude
stelde haar een Exemplaar zijner Bijdragen tot de Geschiedenis der Nederduitsche Gereformeerde Kerk ter hand. Voorts ontving zij van haar nieuw verkoren medelid, den Heer
Théodore Lorin
, te Parijs, onder geleide van eenen zeer verpligtenden brief, een aantal Exemplaren van een klein stukje sur les avantages qu'on pourrait tirer de la lecture des anciens écrivains Français. Niet min aangenaam was haar, eindelijk, de toezending eener ongedrukte Verhandeling van den Heer
Ackersdijck
, behelzende een
onderzoek naar de beduidenis der benaming van Maisniede-lieden
.
Verder mogt het der Maatschappij gebeuren, in dit jaar, onder een' aanzienlijken toevloed van toehoorders, wederom drie openbare Zittingen te houden. In de eerste las de Hoogleeraar
J.W. te Water
eene Verhandeling voor, inhoudende eene
Verklaring van eenige, echt Nederduitsche Spreekwoorden
, waarna de Zitting door mij besloten werd met het voorlezen eener dichterlijke vertaling van de Episode van