VI.
De Rekening van den Penningmeester, sedert de laatste algemeene Vergadering, ter Vergadering ingeleverd, en, door dezelve, opgenomen, en goedgekeurd zijnde, is daaruit gebleken, dat de ontvangst in het afgeloopen jaar bedragen heeft de som van vierhonderd vijf en zeventig guldens en drie stuivers, en de uitgave, gedurende denzelfden tijd, de som van vierhonderd twee en dertig guldens, negentien stuivers en vier penningen, blijvende er dus in kas een batig overschot van twee en veertig guldens, drie stuivers en twaalf penningen.
De Penningmeester ontvangt de toelage voor het jaar 1806 van de Heeren
H. van Wijn
en
F.W. Boers
.