VII.
De Rekening van den Penningmeester sedert de laatste algemeene Vergadering, ter Vergadering ingeleverd en door dezelve opgenomen en goedgekeurd zijnde, is daaruit gebleken, dat de ontvangst in het afgeloopen jaar bedragen heeft de som van tweehonderd vijf en twintig Guldens en vijftien Stuivers, en de uitgave, gedurende denzelfden tijd, de som van honderd negen en veertig Guldens en twaalf Stuivers, blijvende er dus in kas een batig overschot van zes en zeventig Guldens en drie Stuivers.
De Penningmeester ontvangt van den Heer F.W. Boers
de toelage voor het jaar 1805.