rer werken, reeds sedert eenigen tijd ter drukperse, versierd te zien. In de tweede openbare zitting vergastte de doorkundige en verdienstelijke Heer Mr.
F.W. Boers
de Vergadering op eene fraaije en door vele belangrijke berigten zeer opmerkenswaardige Verhandeling, behelzende eenige Aanmerkingen over het geen, waarop met betrekkinge tot de keuze van voorwerpen voor Lofredenen te letten staat, waarna mij de eer te beurte viel van mijne geringe pogingen tot het geven eener dichterlijke vertaling van het XXII. Boek der Ilias van Homerus, door de inschikkelijkheid mijner geachte Medeleden, met eene bemoedigende goedkeuring beloond te zien.
De beroemde Oudheidkenner Mr.
W.A. van Spaen van Hardestein
deelde ook aan deze Maatschappij eenige aangename vruchten zijner onvermoeide werkzaamheid mede door de toezending van het begin eener Lijst van min gebruikelijke woorden, door hem uit oude Charters opgeteekend, met het verpligtend aanbod, om hiermede voort te gaan, welke belofte hij reeds aanvankelijk vervuld heeft.
Ook had de Maatschappij het genoegen van haren boekschat door verscheidene aanzienlijke geschenken verrijkt te zien. De Heer
van Wijn
vermeerderde de menigvuldige verpligtingen, welke de Maatschappij sedert lang aan zijnen ijver, zijne geleerdheid en welwillendheid heeft, door aan dezelve het IVe. stuk van zijn Huiszittend Leven ten geschenke aan te bieden. Desgelijks gaf een onzer waardige, nieuw benoemde Medeleden, de Kanonik
de Bast
der Maatschappij een aangenaam bewijs van hoogachting door haar zijn Recueil d'Antiquités Romaines et Gauloises, en eene verzameling van XXXVI meditatien op den Lijdenden en Stervenden Jesus op eene verpligtende wijze toe te zenden. Eindelijk had ik het genoegen van een afdruksel van twee taalkundige Verhandelingen, door mij der Maatschappij aangeboden, door dezelve goedgunstig te zien aangenomen. Buiten hare Leden ontving de Maatschappij insgelijks een dergelijk blijk van oplettendheid van de Bestuurders van het Haagsche Kunstgenootschap, die aan haar het II. stuk van deszelfs Mengelingen toezonden.
Voorts mogt het der Maandelijksche Vergadering gebeuren het aantal der Leydsche Leden vermeerderd te zien met de verdienstelijke Heeren Dr.
Bennet
, Mr.
D.R.W. Bisdom
,
J.C. Souchay
, Mr.
J. Verschuur
en
D. van Leyden Gael
.
Na de vermelding van zoo veel heugelijks dwingt mijn pligt mij, mijns ondanks, der Vergadering het onaangenaam berigt mede te deelen,