te
Harderwijk
,
M.J. de Bast
, Kanonik van St. Baaf, te
Gent
,
J. ten Brink
, Rector der Latijnsche Scholen te Harderwijk, Mr.
P.W. Provo Kluit
, Griffier van het Hof van Utrecht, Mr.
C. de Waal
te Amsterdam.
De Maatschappij heeft dit Jaar geene Verhandeling bekroond, maar besloten de twee volgende Vragen op te geven, om beantwoord te worden voor den eersten van Louwmaand des Jaars 1806.
1. ‘Welk is het tijdvak geweest, wanneer de oude wijze van regtspleging in de Nederlanden heeft opgehouden, en voor de Bourgondische wijze van regtspleging heeft plaats gemaakt? Zijn er geschiedkundige sporen of andere bewijzen daarvan voorhanden, en welke zijn dezelve?
2 Onderzoek naar den meest waarschijnlijken oorsprong en het voormalig gebruik van den onlangs gesloopten Burg, of 't bekende Valkenhof te Nymegen, en naar de waarde en het gebruik van de overblijfselen der Oudheid in dien omtrek.’.
Het staat een' ieder vrij, ook den Leden der Maatschappij, om naar den prijs te dingen: alleenlijk worden de Gecommitteerden ter beoordeeling der ingekomene Verhandelingen van die vrijheid uitgesloten. Aan den genen, wiens Verhandeling de beste, en aan het oogmerk der Maatschappij voldoende zal gekeurd worden, biedt de Maatschappij een' Gouden Penning aan, ter waarde van 150 Gulden.
De Verhandelingen moeten zijn in de Nederduitsche of Latijnsche Tale, met eene duidelijke hand, van iemand, die geen Lid der Maatschappij is, afgeschreven: iedere Verhandeling moet, met eene Zinspreuk geteekend, besloten worden in een' verzegelden omslag, welke den titel en de zinspreuk der Verhandeling ten opschrift heeft. Hierbij moet gevoegd worden een verzegeld briefje, in het welk de naam,