de uitgave, den Heer Prof.
Luzac
, de volgende Stukken ter hand gesteld:
I. Uitweiding over zekere plaats genaamd Maarland, over den Dichter van dien naam, en iets over de Dichtkunde der 12de en 13de Eeuwen, door den Heer Mr.
H. van Wyn
.
II. Verhandeling over het duistere in de Werken van C. Huygens, voor zoo ver het de tale betreft, door den Heer N. Hinlópen
.
III. Bedenkingen over den zoogenaamden Cimbrischen vloed, door den Heer
C. Nozeman
.
IV. Aanmerkingen over de Nederduitsche taal, door den Heer
R. Schutte
.
Voorts gaf een voorstel van den Heer
J. Meerman
der Maandelijksche Vergadering aanleiding, om te raadplegen over het houden van eenige openbare zittingen bij deze Maatschappij, op de wijze van vele buitenlandsche Akademien en Maatschappijen; doch hiervan zal bij het 10de punt van Beschrijvinge nader verslag worden gedaan.
Op het berigt van het medelid,
M. Siegenbeek
, dat hij door den Agent van Nationale Opvoeding in der tijd, den Heer
van der Palm
, en de Bataafsche Maatschappij van Taal- en Dichtkunde gelast was geworden tot het opstellen eener Verhandeling over de geschilpunten in de Spelling der Nederduitsche taal, ten einde daardoor, ware het mogelijk, eenparigheid in dezelve uit te werken, en op zijnen daarbij geuiten wensch, dat deze Maatschappij eenige gelastigden uit haar midden mogt benoemen, om te onderzoeken, in hoe verre zij zich met de regelen en bepalingen, bij die Verhandeling voorgesteld, zou kunnen vereenigen, werd door de Maandelijksche Vergadering besloten de Heeren
M. Tydeman
en
A. Kluit
tot dit onderzoek te verzoeken en te magtigen. Deze Heeren, den hun opgedragenen last met bereidwilligheid op zich genomen en de gemelde Verhandeling, hun door het medelid M. Siegenbeek
ter hand gesteld, gelezen en onderzocht hebbende, deden daarop der Vergadering verslag van hun bevinden, waarbij zij verklaarden, dat de spelling, in de gezegde Verhandeling voorgedragen, naar hun oordeel allezins overeenkomstig is met de natuurlijke regelen en gronden eener regelmatige spelling, en juist geschikt, om de verwarring en ongelijkvormigheid in de spelling onzer moederspraak, welke tot hiertoe geheerscht heeft, zoo veel mogelijk