Art. 3.
De Secretaris, als welke, op verzoek der laatstgehoudene Jaarlijksche Vergadering, in het afgelopen Jaar den post van Penningmeester wederom heeft waargenomen, brengt de rekening ter tafel. Derzelver Ontfangst bedroeg agt honderd vier en dertig Gulden, vijf Stuivers en tien Penningen; de Uitgave drie honderd en vier Gulden en zeven Stuivers; zo dat nog in kas bevonden werden Vijf honderd negen en twintig Gulden, achtien Stuivers en tien Penningen: bedragende de nog onbetaalde toelagen eene somme van Zestien honderd en tagtig Gulden. De rekening, nagezien en goedgekeurd zijnde, werdt door den Voorzitter getekend, met dankzegging aan den Penningmeester voor de waarneming.