Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1792
(1792)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1766-1800]– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
Ga naar margenoot+handeling van den Heere Dumbar, is nog geene uitsprake gedaan, wijl de Stembriefjes nog niet volledig waren ingekomen, doch is de Maandelijksche Vergadering gequalificeerd, om zo dra dezelven ingeleverd zijn, de opening te doen.
Is ter dezer gelegenheid gelezen een brief van den Heere Bondam, als Gecommitteerde ter beöordeeling der laatstgemelde Verhandeling, by welken brief Zijn Ed. der Maatschappyë bericht, onder het byëenzamelen van zijn Charterboek van Gelderland, nog verscheidene onuitgegevene Stukken en Subsidiën, tot de Overysselsche Historie dienstig, ontdekt te hebben, en niet ongenegen te zijn, om hier van, ten vervolge van het verslag van den Heer Dumbar, een aanhangsel te vervaardigen, en onder zynen naam der Maatschappyë toetezenden.
Is besloten den Heere Bondam voor dit bericht dank te zeggen, en tevens te verzoeken de voorgenomene take te volvoeren, onder betuiging, dat deze zyne arbeid, als waardoor het gewigtig Stuk van den Heere Dumbar nog meer volledig wordt, der Maatschappyë hoogst aangenaam zal zijn.
Ten dienste van het Woordenboek worden door den Heer Kluit ingeleverd Excerpten uit Gabbema, beschrijving van Leeuwaarden, welke met dankzegging zijn aangenomen.
Eindelijk zijn bij de Vergadering nog eenige raadplegingen gehouden over de beste middelen, zo om in het algemeen de werkzaamheid der Leden aantemoedigen, als wel byzonderlijk, om der Vergaderingen, beiden Jaarlijksche en Maandelijksche, meer gewigt en leven bytezetten, en is hiertoe onder anderen zeer bevorderlijk geöordeeld eene vrywillige, maar door gestelde boete bekrachtigde verbindtenis tot het beurtelings voorlezen van Verhandelingen. Edoch, daar men begreep, dat hiertoe, vooral met betrekking tot het bepalen der boete, niet wel konde besloten worden dan in gevolge eener expresse beschryving, is geoordeeld de finale resolutie uittestellen tot de volgende Jaarlijksche Vergadering. Om intusschen die Vergadering reeds eenigen vrugt te doen trekken uit de gehoudene deliberatiën, zo wel als om den overigen Leden een dadelijk aanmoedigend voorbeeld te geeven, verbondt zich de Heer N. Hinlopen, aan wiens werkzamen iever de Maatschappy reeds zo veel verplicht is, gereedelijk tot het voorlezen eener Verhandeling, in de eerstkomende Jaarlijksche byëenkomst, terwijl te gelijk de tegenwoordig zijnde Leden | |
[pagina 8]
| |
Ga naar margenoot+ der Maandelijksche Vergadering op zich namen, tot eene beurtelingsche voorlezing van Stukken, in hunne byzondere byëenkomsten, dadelijk de nodige schikkingen te maaken, met toezegging, om van het dus ingebragte of voorgelezen werk elken Jaare meer of min uitvoerig verslag te doen. Eindelijk werdt ter dezer zake goedgevonden, de Leden, welke zich in de Jaaren 1784. en 1785. tot het inleveren van Stukken, binnen den bepaalden tijd van vijf Jaaren, verbonden hebben, dier verbindtenisse indagtig te maaken, en tot derzelver vervulling aantespooren.
De Penningmeester ontving de toelagen van den Heere F.W. Boers, voor de Jaaren 1791. en 1792., van de Heeren Jacobus Hinlopen en Jan Hinlopen voor den Jaare 1791., en van de Heeren N. Hinlopen, de Crane, te Water, Valk en Paradys voor den Jaare 1792.
(Is getekend)
H.A. SCHULTENS.
Het voorenstaande komt overeen met het Boek der Handelingen van de Maatschappy, berustende onder my
[J. de Kruijff,]
Secretaris. |