IX.
De Secretaris, als welke op verzoek der laatstgehoudene Jaarlijksche Vergadering, in het afgelopen Jaar den post van Penningmeester mede hadt waargenomen, brengt de rekening ter tafel; derzelver ontvang bedroeg Twaalf Honderd, een en tachtig Gulden, veertien Stuivers en acht Penningen, en de uitgave Zeven Honderd en Twintig Gulden zeventien Stuivers en tien Penningen, zo dat nog in Kas bevonden werden Vijf Honderd en Zestig Gulden, zestien Stuivers, en veertien Penningen, bedragende de nog onbetaalde toelagen eene Somma van Zestien Honderd en zeven Gulden. De Rekening goedgekeurd zijnde, werdt door den Praesident, en de Heeren N. Hinlópen, en F.W. Boers ondertekend, en is den Penningmeester voor de getrouwe waarneming dank gezegd.