XI.
Het benoemen van Gekommitteerden.
De Heeren, gecommitteerd tot het beoordeelen der ingeleverde Verhandelingen, worden verzogt hun Stembriefje voor of op de Jaarlijksche Vergadering aan den Secretaris of Briefschryver te bezorgen. Naamelijk
De Heeren te Water, Hinlópen, en Steenwinkel over de Verhandeling van den Heere van Wijn.
De Heeren Rhunkenius, Tollius en Meerman over de Verhandeling van wylen den Heere Nozeman.
De Heeren Tydeman, Bondam en de Vos van Steenwijk over de Verhandeling van den Heere Dumbar.
De Heeren te Water, van de Wall en Nieuwland over de Verhandeling van den Heere Ermerins.
De Heeren Valk, Schultens en de Kruyff over de Verhandeling van den Heere Hinlópen.
De Leden, welke eenige Excerpten, of eenigen anderen Voorraad, ten dienste van het Woordenboek, mochten gereed hebben, worden verzogt die aan de Maatschappy te doen toekomen dit Jaar, voor het einde van Bloeimaand, om te kunnen gebracht worden in het Verslag der Maandelijksche Vergaderinge, volgens het eerste punt van dezen brief: en die Heeren, welke genegen zijn eene Verhandeling of Dichtstuk, 't zy met hunnen Naam, 't zy onder eene Zinspreuk, in gevolge het beslotene op de Jaarlijksche Vergadering des jaars 1777., aan de Maatschappy toe te zenden, worden verzogt zulks mede voor het einde van Bloeimaand te doen.
Ik heb de eer van met achting te zijn.
MIJN HEER!
Uw Dienaar
[J.A. Clignett]
Leyden den [30] van Bloeimaand 1791.