| |
| |
| |
[Uitnodiging door J.A. Clignett]
MIJN HEER!
Uit naam van de Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, heb ik de eer U te noodigen op de Jaarlijksche Vergadering, welke dit jaar, volgens besluit der laatsgehouden Jaarlijksche Vergaderinge, gehouden zal worden op Dingsdag den 29sten van Wiedemaand, des morgens ten negen en des namiddags ten drie uure, in de Vergaderkamer van de Maatschappy, op de Oudevest, om de navolgende punten in overweeging te nemen, en daar op de noodige besluiten te maken.
| |
I.
Het verslag van de Maandelijksche Vergadering, wegens het Woordenboek der Maatschappye.
| |
II.
Het verslag der Gekommitteerden, nopens de bedenkingen op het onderwerp, om naar eenen prijs te laten schryven, in de laatstgehouden Jaarlijksche Vergadering gekozen:
‘Meest volledige Taal- Oudheid- en Geschiedkundige opgave van de nog onuitgegevene Oud Nederduitsche Stukken in de openbare of byzondere Boekeryen berustende.
De Heeren van Wijn, Kluit, H. van Alphen, Bondam en Tydeman, die in de Jaarlijksche Vergadering des Jaars 1789, tot die kommissie benoemd zijn, worden verzogt de bedenkingen, welken zy op het voorgesteld onderwerp, of zelven gemaakt, of van andere Leden der Maatschappye ontvangen mochten hebben, drie weken voor het houden der Jaarlijksche Vergaderinge mede te deelen aan den Heer van Wijn als den eerstgenoemden der Gekommitteerden.
| |
III.
Het benoemen van zeven Gekommitteerden tot het beoordeelen der Verhandelingen, welke op het vastgesteld onderwerp voor den eersten van Wijnmaand 1792. zullen inkomen.
| |
| |
| |
IV.
Het verkiezen van een onderwerp, om naar eenen Prijs te laten schryven, om vastgesteld te worden in de Jaarlijksche Vergadering van 1791. waar toe voorgedragen worden:
In de Oudheid en Historiekunde.
|
1. | Welke was zedert de oudste tyden, de invloed der Geestelijkheid op de zeden, de gewoonten, de regeeringsform, en de rechtsplegingen in Holland, Zeeland, en andere Provincien? |
2. | Welke zijn de voornaamste Zaken, 's Lands Historie betreffende, die door de Schryvers niet, of niet genoegzaam zijn aangevoerd of behandeld geworden, en daar door eene duisternisse in 's Lands geschiedenissen veroorzaaken. |
3. | Welk is het tijdpunt, waar op deze Nederlanden en byzonder Holland in Zeevaart en Koophandel meest gebloeid hebben? |
| |
V.
Het benoemen van vijf Gekommitteerden, om de bedenkingen van alle de Leden der Maatschappye op het gekozen onderwerp te ontvangen, en benevens hunne eigene bedenkingen aan de volgende Jaarlijksche Vergadering voor te dragen.
| |
VI.
Het bepalen der Klasse, uit welke, in het volgend Jaar, een onderwerp zal gekozen worden.
| |
VII.
Het verkiezen van Leden der Maatschappye, voorgesteld door de Jaarlijkse Vergadering van 1789.
Den zeer Geleerden Hr. P. Nieuwland, Math. Lector te Amsterdam, een Dichter en Taalkundigen.
| |
VIII.
Het voorstel der Maandelijksche Vergaderinge, om de Vryheid, tot het verkiezen van Leydsche Leden, wederom voor een Jaar te verleenen.
| |
IX.
Het opnemen van de rekening van den Penningmeester.
| |
X.
Het bepalen der Toelagen.
| |
| |
| |
XI.
Het aanstellen der Amptenaaren.
| |
XII.
Het benoemen der Gekommitteerden.
| |
XIII.
De Leden, welke eenige Excerpten, of eenigen anderen Voorraad, ten dienste van het Woordenboek, mochten gereed hebben, worden verzogt die aan de Maatschappy te doen toekomen dit Jaar, voor 15den van Wiedemaand, om te kunnen gebragt worden in het Verslag der Maandelyksche Vergaderinge, volgens het eerste punt van dezen brief: en die Heeren, welke genegen zijn eene Verhandeling of Dichtstuk, 't zy met hunnen Naam, 't zy onder eene Zinspreuk, in gevolge het beslotene op de Jaarlijksche Vergadering des Jaars 1777., aan de Maatschappy toe te zenden, worden verzogt zulks mede voor dien tijd te doen.
Ik heb de eer van met achting te zijn.
MIJN HEER!
Uw Dienaar
[J.A. Clignett]
Leyden den 6den van Wiedemaand 1790.
|
|