VI.
De Heeren D. van Alphen, te Water, Vreede, van de Wall, en H. van Alphen werden gecommitteerd om de bedenkingen van alle de Leden der Maatschappye op dit gekozen onderwerp te ontvangen, en benevens hunne eigene aanmerkingen aan de volgende Jaarlijksche Vergadering voortedragen.