Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1786
(1786)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1766-1800]– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
Ga naar margenoot+I.Gekommitteerden tot het Woordenboek deeden volgens het besluit der laatst gehoudene Jaarlijksche Vergadering, verslag nopens den tegenwoordigen staat diens werks, by het volgend bericht.
BERICHT van Gekommitteerden tot het Algemeen Omschryvend Woordenboek der Maatschappye, overgegeven in de Jaarlijksche Vergadering van 1786.
‘Gekommitteerden tot het Algemeen Woordenboek onzer Maatschappye, in de laatste Jaarlijksche Vergadering gelast, om van den tegenwoordigen staat des voorraads, tot het vervaardigen van een Woordenboek by een verzameld, aan deze Vergadering verslag te doen, en te gelijk te berichten, wat 'er nog vereischt worde, om eens eindelijk met vrucht handen aan het werk te slaan, hebben, om hier aan te voldoen, met alle naauwkeurigheid opgenomen, den voorraad tot het toereden van het Woordenboek, by een verzameld, en bevonden dat dezelve bestond in Excerpta uit de navolgende Werken, (Zie de Bylage letter A.)
Gekommitteerden hebben in de hier bygevoegde opgave dezelfde rangschikking in acht genomen, als by het beredeneerd plan van het Woordenboek is opgegeven, om dat hier uit des te gemaklyker, en met een opslag van het oog blyken zoude, niet alleen, welke Werken reeds geëxcerpeerd waren; maar ook wat 'er in ieder der tijdperken, by het beredeneerd plan opgegeven, verricht was.
Het is hier uit middagklaar, dat de voorraad tot het toereden van het Woordenboek nog zeer onvolkomen is, ja misschien nog niet toereikende zoude zyn, om een Specimen of Proeve, in die ordre, zoo als het Woordenboek zelve, volgends het beredeneerd plan, moest zijn ingericht, te geven.
In geene, der onderscheiden tijdperken, is de Verzameling van Excerpta aan Gekommitteerden vollediger voorgekomen, dan in de beide eerste, en wat aan het eerste tijdperk nog ontbreken mogt, nemen Gekommitteerden op zich, des noods, aantevullen, en indien men by de Excerpten uit het tweede tijdperk nog voege de Boëtius van 1488. en een der beste en oudste HSS. van de vertaling des Nieuwen Testaments, gelooven Gekommitteerden, dat de Excerpten in dit tijdperk ook voldoende zullen zijn. | |
[pagina 7]
| |
Ga naar margenoot+Meer mangelt het ons aan goede voorbeelden uit Schryvers van lateren tijd, en ook byzonder uit de Werken der Redenrykers, voornamentlyk van die genen, welke voor de Spaansche beroerte geschreven hebben, en die geen gering vak in onze Letterkunde beslaan, en voor het oogmerk der Maatschappye onontbeerlyk zyn.
In aanmerking nu van het verbazend grooter aantal van Dichters en Prosaschryvers, welken na dien tijd geleefd hebben, zijn die Excerpten uit hunne Werken, welke de Maatschappy tot hier toe bekomen heeft, van zeer gering aanbelang. Wat is 'er doch, ten aanzien onzer beste Dichters en Prosaschryvers verricht? is niet (om slegts van één te gewagen) een zeer gering aantal van Excerpten uit Vondel, alles wat wy uit de Werken van dien beroemden Dichter hebben.
Niet beter is het in de daad gelegen met den voorraad van Woorden tot Kunsten en Handwerken behoorenden; de opgaave hier van in de bygevoegde Lijst (Zie de Bylage letter B.) gedaan, kan dit volkomen bevestigen.
Wat al verder de levende Volks taal betreft, een ieder die onze opgaven nagaat (Zie de Bylage letter C.) zien terstond, dat de Woordenlijsten, hier van voorhanden, slegts een gering gedeelte van de Inwoonders van ons Vaderland bevatten.
Wat eindelyk aangaat de Verzameling van Woorden uit de Verwantschapte Talen, om by onze Nederduitsche die met dezelve overeenstemde, gevoegd te worden, de Voorraad hier van is mede nog zeer gering; doch de Woordenboeken dier Talen zouden zeer licht in staat zyn dit gebrek onder het vervaardigen van het Woordenboek zelve te vervullen.
Ziet daar een Bericht van de thans voorhanden zynde Verzameling van Bouwstoffen tot ons Woordenboek: eene Verzameling, tot hier toe in veele opzichten zeer onvolkomen en gebrekkig ter bereiking van dat einde, waar toe dezelve door de Maatschappy geschikt is.
Hier mede meenen Gekommitteerden genoeg voldaan te hebben aan het eerste gedeelte van dit Bericht. Wat het andere namelijk de vereischten om eindelijk met vrucht handen aan het Werk te slaan aangaat, hier omtrent nemen Gekommitteerden de Vryheid | |
[pagina 8]
| |
Ga naar margenoot+ hun gevoelen aan deze Vergadering voor te dragen en in ernstige overweeging te geeven.
Het zy Gekommitteerden dan geoorloofd onder de aandagt van deze Vergadering te brengen waar aan men, volgends het oordeel van Gekommitteerden, den tragen voortgang in het vervaardigen van het Woordenboek hebbe toe te schryven.
Vooreerst gelooven Gekommitteerden dat misschien zommige onzer Leden, welke van den beginnen af, dat de Maatschappy beslooten heeft een Algemeen omschryvend Woordenboek te vervaardigen, aan deze groote onderneeming hebben medegewerkt, en thans na verloop van zoo veele Jaaren nog volmaakt in het onzekere zijn of hunne arbeid ooit tot wezenlijk nut verstrekken zal, huiverig worden, om zich verder het uittrekken van eenige Werken, (een lastige arbeid voorwaar!) te laten wel gevallen, of de vruchten van hunnen voorigen arbeid op eenen lossen voet aan onze Maatschappye weg te schenken, zonder de minste verzeekering, dat hunne aangewende vlijt immer ten nutte van het algemeen, en ter bevordering van onze Vaderlandsche Letterkunde strekken zal.
Hier by komt nog eene tweede en zeer gewigtige zwarigheid, dat ieder Lid der Maatschappye, hoe genegen ook om den Voorraad tot het vervaardigen van het Woordenboek reeds byeen verzameld met zynen Aanteekeningen te vermeerderen, volmaakt in het wilde schermt, dewijl hy in allen deelen onkundig is, wat er reeds voorhanden is? wat er nog ontbreekt? van welke Woorden reeds genoegzaame voorbeelden uit goede Schryvers zijn opgegeven? van welke niet? Deze onzekerheid alleen gelooven Gekommitteerden, dat veele onzer Leden afschrikt, vermits zy een aantal van Excerpten uit dezen of geenen Schryver der Maatschappye mededeelende, in de daad veel licht, een zeer gering ja misschien niet noemenswaardige vermeerdering, aan den Voorraad konden hebben toegebracht.
Beide deze zwarigheden zijn Gekommitteerden van dat gewicht voorgekomen, dat dezelve wel eene ernstige overweeging verdienden, en op de best mogelyke wyze behoorden te worden weggenomen. Waarom Gekommitteerden de vryheid nemen aan deze Vergadering voor te dragen of niet ten dien einde en tot spoediger voortgang van het geheele Werk van ons Woordenboek dienstig | |
[pagina 9]
| |
Ga naar margenoot+ zijn zoude, dat de geheele voorraad van Excerpten, in den boezem der Maatschappye ingebracht by wyze eener Alphabetische Woordenlijst gedrukt wierd, welke, na het oordeel van Gekommitteerden, in dezer voege behoorde te worden ingericht, dat ieder woord slechts wierde opgegeven met byvoeging van den Schryver by wien, en de plaats waar het zelve gevonden wierd; Zoodanig een Woordenlijst zoude van zeer veel nut zijn, ter bereiking van het oogmerk der Maatschappye, en tevens strekken om den arbeid der Leden veel te gemoet te komen. Hier door immers zal men altijd kunnen voorkomen, dat niemand der Leden eene zoo nuttelooze arbeid verrichte, als waar van wy reeds gesproken hebben, en daar een ieder onzer thands voor bloot staat.
Uit de bedoelde Woordenlijst zal men dit voordeel trekken, dat ieder der Leden, dezen of genen Schryver lezende, met oogmerk om voorraad tot het Woordenboek te verzamelen, met één opslag van het oog zien kan, of van een woord, dat hem opmerkenswaardig toeschijnt, reeds genoegzame voorbeelden uit goede Schryvers by de Maatschappy voorhanden zijn, dan niet. Men zal verder, door middel van deze Woordenlijst, beter gelegenheid vinden, om de onderscheiden, zoo eigenlyke als overdragtelyke beteekenissen van een en het zelfde woord by een te verzamelen, dewyl ieder, die in deze Lijst twee of meer beteekenissen van een woord vindt, de overige (zoo 'er meerder waren,) zich zeer licht zal erinneren, en dezelve daar ter plaatse kunnen aan teekenen.
Men zal hier door op eene zeer gemaklyke wyze in staat gesteld worden, om by alle de thands verouderde Woorden, welke uit onze oudste Schryvers zijn opgezameld, zoo men van dezelve voorbeelden by latere Schryvers aantreft, dit by die Woorden zelve aanteteekenen, waar door men de korter of langer leeftijd van de meeste dier Woorden zeer gemaklijk zal kunnen nagaan.
Om dan op dezen voet met vrucht voorttewerken, zoude het, naar het inzien van Gekommitteerden, noodig zijn, dat ieder Lid, welk by het afdrukzel van zyne Woordenlijst eenige vermeerderingen gemaakt hadt, dezelve voor het houden der Jaarlijksche Vergaderinge der Maatschappye mededeelde, om dan alle die vermeerderingen, van onderscheiden Leden ontvangen, weder, zoo het der moeite waardig was, als een Aanhangsel op de Alphabetische Lijst te doen drukken, en op dien voet voorttegaan, tot dat de | |
[pagina 10]
| |
Ga naar margenoot+ voorraad zoo volkomen gerekend wierd, dat wy eindelyk eens aan het werk zelve konden beginnen.
Dat het vervaardigen van de eerste Alphabetische Woordenlijst een vry lastige arbeid zijn zoude, bekennen Gekommitteerden zeer gaarne; doch indien dit onder opzicht van eenige Leden, daar toe by de Maatschappy te verkiezen, door onzen Bladschryver verricht wierd, zoude het vry spoedig kunnen voortgaan, en der Maatschappye geene meerdere kosten veroorzaken, dan het afschryven der Excerpten, zoo als tot heden heeft moeten geschieden.
Op deze wyze zoude misschien een nieuw leven aan het werk van ons Woordenboek toegebragt, en de Leden aangemoedigd worden, om met vernieuwde kragten hunnen yver te besteeden, op dat eindelijk eens deze groote onderneming onzer Maatschappye met een gewenschste uitkomst mogt bekroond worden, daar thans de iever onzer Leden veel eer schijnt te verflaauwen, dan wel aantewakkeren, dewijl wy in het geheele afgeloopen Jaar niets ontvangen hebben, dan alleen van den Heer Bruining eenige Excerpten uit verscheiden zoo ouden als nieuwe Schryvers; een afdruk van Kiliaan, uitgegeeven door van Hasselt, met eenige Aanteekeningen van den Heer van Goens; en eene Verhandeling van den Heere Parvé, over de woorden, uitgaande in heid. En ziet daar, myne Heeren, het verslag van het Woordenboek, dat wy U Wel-Edelheden uit naam der Maandelijksche Vergadering doen moesten’.
Men bedankte Gekommitteerden voor dit uitvoerig en zakelyk Bericht, en besloot overeenkomstig het zelve, een Alphabetische Woordenlijst der reeds ingekoomene Excerpten te laaten vervaardigen, en ten dienste der Leden te doen drukken. |