III.
In voldoening aan het derde Punt van Beschryving, werdt den Heeren Calkoen en Meerman verzocht zich met den Secretaris aftezonderen ter opneming van de stemmen der Gecommitteerden tot het beoordeelen der ingekomene Verhandeling, ter beantwoording der Vrage:
‘In hoe verre moet men zich, in het opmaken van de regels onzer Nederduitsche Tale, houden aan de Oude, in hoe verre aan de Hedendaagsche Taalgebruiken? en, in hoe verre moet men de verwantschapte Dialecten; en, in hoe verre de reden daar in te hulpe neemen’?
De genoemde Heeren, na een kort afwezen terug gekeerd, gaven der Vergaderinge bericht, dat de ingekoome Verhandeling, blykens de geopende Stembriefjens, by Gecommitteerden geoordeeld was den uitgeloovden eereprys niet verdiend te hebben, op welk bericht beslooten werdt dezelfde Vrage ten derdenmaale ter beantwoordinge optegeven, en wel met eene bygevoegde nadere opheldering van derzelver eigenlyke bedoelinge, waar omtrent den Heeren van Lelyveld, Hinlópen en Steenwinkel verzocht werdt der eerstkomende Maandelijksche Vergaderinge hunne bedenkingen medetedeelen.