IX.
De Rekening van den Penningmeester werd opgenomen: derzelver ontvang bedroeg zevenhonderd een en tachtig guldens drie stuivers en vier penningen, en de uitgaaf vierhonderd vier guldens elf stuivers en vier penningen; zoo dat 'er nog in kas bevonden werden drie honderd ses en zeventig guldens en twaalf stuivers; bedragende de onbetaalde Toelagen negen honderd acht endertig guldens. De Rekening nagezien en goedgekeurd zijnde, werd door den President en de Heeren Parvé en Tollius onderteekend, en de Penningmeester voor zyne getrouwe waarneming bedankt.