I.
De Sekretaris las het verslag van de Maandelijksche Vergadering, wegens het Woordenboek der Maatschappye, zijnde als volgt:
‘De Maandelijksche Vergadering heeft, dit Jaar, wegens het Woordenboek der Maatschappye, aan deze Vergadering niets anders te berichten, dan dat de twee Verzamelingen van Walchersche en Vlaamsche woorden, ingevolge het besluit der laatstgehoudene Jaarlijksche Vergaderinge, aan de Heeren te Water en Paulus gezonden zijn; dat dezelve door die Heeren zijn nagezien, vermeerderd, en aan de Maatschappy terug bezorgd, met eenige aanmerkingen, waaronder ook deze: dat de Verzameling van Vlaamsche woorden, ons door den Heer van Iperen toegezonden, nog nader zal behooren onderzocht te worden. Wyders, dat door den Heer Schultens, ten dienste van het Woordenboek der Maatschappye, is ingeleverd eene eerste Verzameling van woorden, te Groningen gebruiklijk, door behulp van deszelfs Zwager, den Heer de Sitter, by-eengebracht, met toezegging om by vervolg meerder Groningsche woorden aan de Maatschappy te bezorgen; en door den Heer Dumbar, eene derde Verzameling van woorden en spreekwyzen, meest te Deventer of daaromtrent gebruikelijk; om gevoegd te worden by de vorige Verzameling van Overysselsche woorden. Laatstelijk, dat men thands bezig is om de excerpten van wylen den Heer Schultens, in het verslag des vorigen Jaars vermeld, alsmede die van den Heer Fortman, uit den Delftschen Bybel, op het Alphabeth te brengen’.